In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 april 2015, nr. AWB 14/2885. De zaak betreft de door belanghebbende afgedragen loonbelasting over het tijdvak maart 2013, specifiek met betrekking tot de pseudo-eindheffing hoog loon. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend, gevolgd door een conclusie van dupliek van de Staatssecretaris.
De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende beoordeeld, maar deze kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit oordeel is in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad, waaronder HR 29 januari 2016, nr. 15/00340 en nr. 15/03090.
Wat betreft de proceskosten oordeelt de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 26 februari 2016.