Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.4. Beoordeling van het geschil
“de heffing over eindheffingsbestanddelen (…) geschiedt als ware de door de inhoudingsplichtige in een tijdvak verschuldigde belasting door hem op aangifte af te dragen belasting”.
“in afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde”.
“lawful”), de inbreuk een legitiem doel in het algemeen belang dient (
“legitimate aim”) en er een redelijke mate van evenredigheid is tussen de gebruikte middelen en het doel dat wordt nagestreefd. Dit laatste vereist het bestaan van een redelijke verhouding (
“fair balance”) tussen voormeld algemeen belang en de bescherming van individuele rechten. Van een dergelijke redelijke verhouding is geen sprake indien de betrokken persoon wordt getroffen door een individuele en buitensporige last. Daarvan is in het onderhavige geval volgens partijen geen sprake. Waar het gaat om de beoordeling van wat in het algemeen belang is en de keuze van de middelen om dit belang te dienen, komt de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid toe.
“lawful”is, nu is voldaan aan het vereiste dat de inbreuk een basis heeft in het nationale recht, welke voldoende toegankelijk, precies en voorzienbaar is in de uitoefening en dat de inbreuk vergezeld gaat van procedurele garanties die de betrokkene een redelijke mogelijkheid biedt tot effectieve betwisting van de rechtmatigheid van die inbreuk. Belanghebbende voert verder aan dat de crisisheffing arbitrair is, aangezien de heffing aansluit bij het tijdstip waarop de loonbelasting is geheven en derhalve kan verschillen van het tijdstip waarop het loon door de werknemer wordt genoten. Nu belastingheffing over het loon slechts pleegt plaats te vinden op het tijdstip waarop het loon wordt genoten is deze keuze niet van redelijke grond ontbloot. Aan het voorgaande doet niet af de stelling van belanghebbende dat een werkgever die zijn verplichtingen uit hoofde van de Wet niet of niet volledig nakomt, zich in een gunstigere positie bevindt dan de werkgever die zijn verplichtingen wel nakomt. Belanghebbende verliest hierbij uit het oog dat de inspecteur bij een werkgever die zijn verplichtingen niet nakomt kan naheffen.
Deze bepaling [Rb: artikel 1 van het Eerste Protocol] verzet zich niet zonder meer tegen wetswijzigingen waarbij voor de berekening van een belastingschuld gevolgen worden verbonden aan feiten die zich hebben voorgedaan voordat de inhoud van die wetswijziging kenbaar werd. Van een inbreuk op artikel 1 EP is alleen dan sprake als de invloed van dergelijke anterieure feiten ertoe leidt dat bij de belastingheffing geen ‘fair balance’ bestaat tussen de betrokken belangen.”
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: