Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats]
wonende te [woonplaats]
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
16 december 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door twee eisers tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. R.W. Keus, vorderden ontbinding van een contract en schadevergoeding in verband met de bouw van twee woningen op één perceel door twee particulieren. Het hof had eerder in zijn arrest van 21 juli 2015 de vorderingen van de eisers afgewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 juli 2014, en concludeert dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders op nihil zijn begroot. Deze uitspraak is gedaan op 16 december 2016 en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.