Uitspraak
beide wonende te [woonplaats],
gevestigd te Dublin, Ierland,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- i) Dexia Bank Nederland N.V. (hierna: Dexia) is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (mede handelend onder de naam Legio-Lease).
- ii) [eiser 1] heeft in 1999 effectenleaseovereenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld en Legio-Lease als wederpartij, met de contractnummers [001] en [002]. De overeenkomsten zijn gesloten voor een periode van 36, respectievelijk 120 maanden. Krachtens deze overeenkomsten zijn voor rekening van [eiser 1] aandelen gekocht. Het aankoopbedrag is door [eiser 1] van Dexia geleend.
- iii) Bij het einde van de effectenleaseovereenkomsten was de opbrengst van de onderliggende effecten onvoldoende om de schuld van [eiser 1] aan Dexia geheel te voldoen.
- iv) Op 26 mei 2003 heeft [eiser 1] (als ‘Deelnemer’) het “Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod” (hierna: het Dexia Aanbod) ondertekend. Door die ondertekening is [eiser 1] de Overeenkomst Dexia Aanbod aangegaan. Op de plaats waar op dat formulier de echtgenote of geregistreerd partner als ‘Betrokken Partij’ kan ondertekenen, is de naam van de echtgenote van [eiser 1], [eiseres 2], vermeld. Op die plaats is voorts dezelfde datum en hetzelfde rijbewijsnummer als bij [eiser 1] vermeld en heeft [eiser 1] wederom zijn handtekening geplaatst.
- v) In het Dexia Aanbod is onder meer bepaald:
- vi) Dexia heeft overeenkomstig het Dexia Aanbod eindafrekeningen opgesteld.
- vii) Bij brief van 13 januari 2005 heeft [eiseres 2] de effectenleaseovereenkomsten met een beroep op art. 1:89 BW in verbinding met 1:88 BW buitengerechtelijk vernietigd.
.De daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen zijn dus vervallen. De Overeenkomst Dexia Aanbod als zodanig schept geen betalingsverplichtingen. Een redelijke uitleg van art. 2.2 onder f van de WCAM-overeenkomst brengt voorts mee dat [eiser 1] vanwege het aangaan van de Overeenkomst Dexia Aanbod niet kan worden aangemerkt als gerechtigde in de zin van de WCAM-overeenkomst, zodat hij daaraan niet is gebonden.
4.Beslissing
9 december 2016.