ECLI:NL:HR:2011:BO5822
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Collectieve afhandeling massaschade en de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst in de effectenleasezaak Dexia
In deze zaak gaat het om de collectieve afhandeling van massaschade in het kader van een effectenlease-overeenkomst tussen [eiser 2] en Dexia Bank Nederland N.V. [Eiser 2] had op 29 december 1999 een effectenlease-overeenkomst gesloten, die niet door [eiseres 1] was ondertekend. Na een verklaring van [eiseres 1] op 25 maart 2003 waarin zij de overeenkomst vernietigde op grond van de artikelen 1:88 en 1:89 BW, betwistte Dexia deze vernietiging. Dexia beëindigde de overeenkomst op 14 juli 2006 wegens betalingsachterstand van [eiser 2]. In februari 2007 werd [eiser 2] geïnformeerd over de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst, waarbinnen hij geen opt-out verklaring had afgelegd. De Hoge Raad oordeelde dat er onzekerheid bestond over de vernietiging van de overeenkomst, waardoor de WCAM-overeenkomst van toepassing was. De Hoge Raad verwierp het beroep van [eiser] c.s. en oordeelde dat zij aan de WCAM-overeenkomst gebonden waren, wat betekende dat hun vordering tot vernietiging van de overeenkomst niet kon worden toegewezen. De kosten van het geding in cassatie werden aan [eiser] c.s. opgelegd, begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.