ECLI:NL:HR:2016:279

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
18 februari 2016
Zaaknummer
15/05077
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een eerder arrest in bestuurs- en belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2016 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door Vof [X] [Z] en betrof het arrest van 21 november 2014, nr. 14/00218, ECLI:NL:HR:2014:3340. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het verzoek tot herziening ontvankelijk was. De Hoge Raad oordeelde dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigde. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de partij die het verzoek had ingediend, klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het verzoek. Daarnaast was het aangevoerde in het verzoekschrift niet voldoende om tot herziening van het eerder genoemde arrest te leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak werd gedaan door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

19 februari 2016
Nr. 15/05077
Arrest
gewezen op het verzoek van
Vof [X]te
[Z]tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 21 november 2014, nr. 14/00218, ECLI:NL:HR:2014:3340.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De Hoge Raad is van oordeel dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat de partij die het verzoek heeft ingediend klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het verzoek dan wel omdat hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd klaarblijkelijk niet tot herziening van het hierboven vermelde arrest kan leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2016.