In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ANBI-status van een stichting die zich richt op het bevorderen van Transcendente Meditatie (TM). De stichting, die in 1988 is opgericht, heeft als doel om mogelijkheden te scheppen voor mensen om gezamenlijk TM te beoefenen en daarmee een positieve invloed uit te oefenen op het collectieve bewustzijn van de Nederlandse bevolking. De stichting heeft sinds 2008 de status van Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI).
De Inspecteur van de Belastingdienst heeft echter in 2012 besloten dat de stichting niet langer als ANBI kan worden aangemerkt, omdat de werkzaamheden volgens hem niet rechtstreeks gericht zijn op het dienen van het algemeen nut. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft deze beslissing bevestigd, waarbij het Hof oordeelde dat de activiteiten van de stichting primair gericht zijn op de persoonlijke ontwikkeling van de deelnemers en niet op het algemeen nut.
De Hoge Raad heeft in cassatie geoordeeld dat het Hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de feitelijke activiteiten van de stichting niet als gericht op het algemeen nut kunnen worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een volledige herbeoordeling. De Hoge Raad heeft tevens bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën de kosten van het geding in cassatie moet vergoeden aan de stichting.