ECLI:NL:HR:2016:2625

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
13/05844
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak douanerechten en beoordeling van middelen

In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 oktober 2013, nr. 12/00116, die op zijn beurt weer betrekking had op een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. 11/3859). De zaak betreft uitnodigingen tot betaling van douanerechten die aan belanghebbende zijn uitgereikt. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende heeft gereageerd met een conclusie van repliek. De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 26 september 2014 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. Belanghebbende en de Staatssecretaris hebben schriftelijk gereageerd op een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 juli 2016, Sprengen/Pakweg Douane B.V., C-97/15, ECLI:EU:C:2016:556.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof de screenplays terecht heeft ingedeeld in post 8521 90 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur. De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende verworpen en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2016 door de vice-president en de raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

18 november 2016
Nr. 13/05844
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 24 oktober 2013, nr. 12/00116, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. 11/3859) betreffende aan belanghebbende uitgereikte uitnodigingen tot betaling van douanerechten.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 26 september 2014 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 juli 2016, Sprengen/Pakweg Douane B.V., C-97/15, ECLI:EU:C:2016:556.

2.Beoordeling van de middelen

Uit het hiervoor onder 1 vermelde arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat het Hof de screenplays terecht heeft ingedeeld in post 8521 90 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur. De middelen falen derhalve.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, E.N. Punt, P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2016.