Op grond van artikel 4, lid 1, aanhef en letter a, van de Wet op het BTW-compensatiefonds (hierna: de Wet BCF) is voor een publiekrechtelijk lichaam of een regionaal openbaar lichaam het recht op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds uitgesloten voor omzetbelasting die in rekening is gebracht voor de in artikel 3 van de Wet BCF bedoelde leveringen van goederen en diensten welke - anders dan in het kader van zijn onderneming - worden gebezigd om te worden verstrekt, verleend of ter beschikking gesteld aan een of meer individuele derden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met artikel 4, lid 1, aanhef en letter a, van de Wet BCF is beoogd het recht op een bijdrage uit te sluiten voor omzetbelasting die in rekening is gebracht ter zake van geleverde goederen of diensten die, al dan niet na bewerking, aan anderen dan de compensatiegerechtigde ten goede komen voor feitelijk gebruik of verbruik (vgl. Kamerstukken II, 1999-2000, 27 293, nr. 3, p. 19, en Kamerstukken II, 1999-2000, 28 496, nr. 3, p. 3). Daarbij heeft de wetgever met de voorgestelde formulering “aan een of meer individuele derden” in artikel 4, lid 1, letter a, van de Wet BCF tot uitdrukking willen brengen dat het gaat om goederen en diensten die worden gebruikt voor activiteiten die de compensatiegerechtigde jegens individuele (rechts)personen verricht in het kader van haar publiekrechtelijke taken of incidenteel daarbuiten, en niet om goederen en diensten die worden gebruikt voor het aan iedereen ter beschikking stellen van gemeenschapsvoorzieningen, zoals openbare wegen, openbare parkeerplaatsen of voor iedereen toegankelijke parken en speelplaatsen. Als voorbeeld van ingekochte diensten die onder de werking van artikel 4, lid 1, letter a, van de Wet BCF zijn begrepen, heeft de wetgever genoemd het inkopen van leerlingenvervoer (zie eveneens Kamerstukken II, 1999-2000, 28 496, nr. 3, p. 3).
Mede gelet op hetgeen hiervoor in 2.2 is overwogen, op grond waarvan met het wijzen van dit arrest vaststaat dat belanghebbende het leerlingenvervoer niet als ondernemer verzorgt, heeft de Inspecteur derhalve terecht op grond van het bepaalde in artikel 4, lid 1, aanhef en letter a, van de Wet BCF de voor het leerlingenvervoer aan belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting niet in de bijdrage over 2008 begrepen.