Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.De bestreden uitspraak
3.Beoordeling van het eerste middel
4.Beoordeling van het tweede middel
5.Slotsom
6.Beslissing
15 november 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van een verdachte die was veroordeeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol op 2 september 2012 te Tilburg. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 350,- en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 maanden. De verdediging voerde aan dat er sprake was van dubbele vervolging, omdat de verdachte ook verplicht was deel te nemen aan het alcoholslotprogramma (asp) voor hetzelfde feit. De Hoge Raad oordeelde dat de strafvervolging in strijd was met de beginselen van een goede procesorde, aangezien de verdachte al was verplicht deel te nemen aan het asp. Hierdoor was het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging voor het onder 2 tenlastegelegde feit.
Daarnaast werd er geklaagd over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden, maar verbond hieraan geen rechtsgevolg, gezien de opgelegde straf en de mate van overschrijding. Uiteindelijk vernietigde de Hoge Raad de bestreden uitspraak en verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging voor het onder 2 tenlastegelegde feit, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.