Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Slotsom
5.Beslissing
8 november 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van uit eigen misdrijf afkomstige goederen, waaronder een Audi A6 en contante geldbedragen. Het Hof had geoordeeld dat de Audi A6 niet 'onmiddellijk' door eigen misdrijf was verkregen, en dat het voorhanden hebben van deze auto niet als witwassen kon worden gekwalificeerd. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat dit oordeel onjuist was, omdat de Audi A6 wel degelijk als afkomstig uit een misdrijf kon worden gekwalificeerd. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissing over de strafbaarheid van het voorhanden hebben van de Audi A6 en de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De Hoge Raad heeft verder benadrukt dat voor de kwalificatie van witwassen strikte eisen gelden, vooral als het gaat om het 'onmiddellijk' uit eigen misdrijf afkomstige voorwerpen. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de vereisten voor de motivering van witwaszaken verduidelijkt.