Deze bewezenverklaringen steunen, voor zover voor de beoordeling van de aanvraag van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
"Algemeen:
(...)
Met betrekking tot het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde in het bijzonder:
"1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 9 december 2004 (pagina's 4 en 5 van het daarvan opgemaakte proces-verbaal), inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben op zaterdagmorgen 12 juli 2003 het parkeerterrein van [A] opgelopen. Ik heb er gekeken naar de prijzen die op een lijst vermeld waren en ik heb een paar auto's bekeken. Op een gegeven moment stond [slachtoffer 1] naast mij en wij hebben toen gesproken over een BMW 740i. (...) Op de prijslijst had ik gezien dat de auto voor 13.500 euro te koop stond. Ik heb met [slachtoffer 1] afgesproken dat ik voor de auto 11.250 euro zou betalen. (...) Ik ben toen naar huis teruggelopen om het geld op te halen. Ik heb thuis 11.400 euro uit de lade van de kast gepakt. (...) Vervolgens ben ik te voet voor de tweede keer op weg gegaan naar [A] . (...) Toen ik daar aankwam (...) zei ik tegen [slachtoffer 1] dat ik de BMW 740i nog even ging bekijken en dat ik dacht dat ik de auto wel zou kopen. Samen met [slachtoffer 1] heb ik toen de auto nogmaals bekeken. (...) Ik heb gezegd dat ik de auto wilde kopen. Wij zijn toen naar het postkantoor gereden in de auto van [slachtoffer 1] , een Honda. [slachtoffer 1] (...) gaf mij de overschrijvingspapieren. Ik ben het postkantoor binnengegaan. (...) Vervolgens zijn wij weer samen teruggereden naar het bedrijf van [slachtoffer 1] . Hij parkeerde de auto bij de oprit van het parkeerterrein en samen zijn wij de straat overgestoken naar de oprit van de woning. [slachtoffer 1] vroeg zijn vrouw om koffie in te schenken en even later kwam zij met koffie het kantoortje binnen. Toen kwam ook het meisje het kantoortje in. (...)
Ik had de autopapieren en de sleutels van [slachtoffer 1] gekregen. De autopapieren had ik in de achterzak van mijn broek gestopt. De autosleutels had ik nog in mijn hand toen ik uit de woning wegvluchtte. (...) Ik heb niets gezegd tegen de getuigen die op het parkeerterrein naar een Opel Frontera stonden te kijken, althans ik kan mij dat niet herinneren. (...) Ik ben in de BMW gestapt en ik ben linksaf het terrein afgereden.
2.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep (schouw) op 8 december 2004 (pagina's 2 tot en met 5 van het daarvan opgemaakte proces-verbaal), inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 1] en ik zijn op 12 juli 2003 om ongeveer 12.55 uur naar het postkantoor gereden. (...) Wij waren rond 13.10 uur terug. (...) [slachtoffer 1] ging achter zijn bureau zitten. Ik zat op een stoel voor het bureau. (...) Toen [slachtoffer 2] even later de koffie kwam brengen, liep ook [slachtoffer 3] het kantoor binnen. [slachtoffer 1] was op dat moment bezig om een aankoopbon voor de BMW uit te schrijven. [slachtoffer 2] verliet daarop het kantoortje. [slachtoffer 3] bleef bij ons in het kantoortje. Zij zat op een stoel ter hoogte van de archiefkast. (...) Toen [slachtoffer 1] de aankoopbon had uitgeschreven, schoof hij deze naar mij toe. (...) Een kopie van het kentekenbewijs stopte hij bij het mapje met de papieren. (...) Ik stond vervolgens op en stopte de autopapieren in mijn linkerachterzak. (...) De autosleutel van de BMW werd door [slachtoffer 1] bovenop de papieren gelegd. Ik heb deze sleutel opgepakt en (...) verliet het kantoortje. (...) Ik liep via de deur met het vliegengordijn de woning in. (...) Ik liep naar buiten via de ingang met het vliegengordijn. (...) Ik rende naar de BMW. (...) Ik heb de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] gezien op het bedrijfsterrein.
3.
Het proces-verbaal van regiopolitie Limburg-Zuid, district Sittard, Afdeling Jeugd- en Zeden-zaken, nummer studioverhoor 2003102215 (als bijlage A4-G-072 gevoegd bij het hiervoor genoemde vierde aanvullend proces-verbaal), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 december 2004 ondertekend door [verbalisant 1] , brigadier/rechercheur Jeugd- en Zedenzaken in de politieregio Limburg-Zuid, inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Op 21 december 2004 hoorde ik in het bureau van regiopolitie Brabant Zuid-Oost een persoon, die mij opgaf te zijn: [slachtoffer 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994. Van dit verhoor werden audiovisuele opnamen gemaakt in een daartoe bestemde ruimte en de gevolgde procedure is bij afzonderlijk proces-verbaal gerelateerd. Derhalve zal worden volstaan met het weergeven van een uitgebreide samenvatting van het verhoor. Bij het verhoor is in het Limburgs dialect gesproken, aangezien [slachtoffer 3] tevoren hiervoor haar voorkeur had uitgesproken. Ik spreek en versta het Limburgs dialect goed.
Daar waar een V staat, stel ik een vraag of ben ik aan het woord.
Daar waar een A staat, geeft [slachtoffer 3] antwoord of is zij aan het woord.
(pagina's 1-2)
V: Ik weet dat er iets gebeurd is met je opa en oma en ik weet dat jij in het ziekenhuis gelegen hebt. Vertel me daar eens alles over.
A: Ik was toen buiten aan het spelen met [getuige 3] (het hof begrijpt dat bedoeld wordt de getuige [getuige 3] ). Ik liep naast opa en die man naar kantoor toe en toen ging opa het kenteken schrijven en zo en toen vroeg opa aan oma of oma koffie ging zetten en toen kwam oma met de koffie binnen en toen ging oma weg en toen zat ik naast opa op het krukje en toen zag ik die man met de hand in zijn zak gaan.
(Opmerking verbalisant: Terwijl [slachtoffer 3] zegt dat ze zag dat die man met zijn hand in de zak ging, doet ze dit voor. Ik zie dat ze met haar rechterhand in haar rechterbroek-zak gaat).
V: Jij zegt dat je met [getuige 3] ging spelen. Waar ging jij met [getuige 3] spelen?
A: Voor bij ons, bij opa.
(pagina's 3-4)
V: En toen gingen jullie naar kantoor. Waar was [getuige 3] ?
A: Buiten.
V: Toen jij met opa en die man naar kantoor liep, waar was oma?
A: Binnen. Maar toen we op kantoor waren, kwam oma wel een keer binnen.
(pagina 5)
V: Waar zat opa op?
A: Op de bureaustoel.
V: Waar zat opa op de bureaustoel?
A: Achter het bureau.
V: Waar zat die meneer?
A: Die zat voor het bureau.
V: Je zegt dat je toen zag dat die man met zijn hand in zijn zak ging. Wat voor zak was dat?
A: De rechterkant.
V: Was dat de zak van zijn hemd of van zijn broek of van zijn jas of anders?
A: Van zijn broek.
(pagina 6)
V: Toen die man de hand in zijn rechterzak deed, haalde hij iets uit die zak, of bleef de hand in de zak of bewoog hij met de hand in de zak of anders?
A: Hij ging een beetje eruit, toen.
V: Die meneer, hoe zag die er uit?
A: Hij had blond haar en een spijkerbroek aan, een lange.
(pagina 7)
V: Wat voor schoenen had die meneer aan?
A: Mannenschoenen.
V: Wat voor kleur?
A: Zwart.
(pagina's 8-9)
V: Je hebt me verteld dat opa is gaan schrijven op een roze papiertje met iets wits ertussen en wit eronder, wat doordrukt. Als opa uitgeschreven is, wat doet opa dan?
A: Dan scheurt hij dat roze papiertje af, dan vouwt hij het dubbel en dan geeft hij hem dat.
V: Wat deed die meneer met het roze papiertje?
A: Hij pakte het en deed het in zijn achterzak.
V: Hebben ze onder elkaar nog iets gezegd of iets gegeven of zijn ze opgestaan of anders?
A: Ze zijn opgestaan en toen hebben ze elkaar een hand gegeven.
V: Wat zei die man?
A: Bedankt.
V: Wat zei opa?
A: Graag gedaan.
V: En is het dan zo dat hij de auto nog moet kopen of is hij gekocht of moet hij dan nog iets anders opschrijven, of anders?
A: Nee, hij moet alleen nog het geld geven.
V: Wanneer moest die meneer het geld geven?
A: Dat weet ik niet. Voordat die meneer het geld gaf, had hij het al gedaan.
V: Wat had hij gedaan?
A: Toen had hij geschoten.
V: Hoe weet je dat?
A: Dat komt me ineens op.
V: Met wat heeft die meneer geschoten?
A: Met een pistool.
V: Wat was dat voor een pistool?
A: Het was een klein pistool, een soort James Bond pistool. Niet zo'n heel kleintje, maar iets groter.
V: Waar had die meneer het pistool?
A: Hij had het in zijn rechterzak.
V: Hoe weet je dat hij het in zijn rechterzak had?
A: Dat komt ineens in mij op. Ik zag een stukje van het pistool.
V: Waar zag je dat kleine stukje?
A: Daar.
(Opmerking verbalisant: [slachtoffer 3] wijst naar haar rechterbroekzak.)
V: Wat voor kleur had dat?
A: Zwart.
(pagina 10)
V: Je hebt gezegd dat toen je daar zat, je zat naast opa die achter het bureau zat en die meneer zat ervoor en oma heeft koffie gebracht. Toen oma koffie had gebracht, waar ging oma toen naartoe?
A: Terug naar binnen.
V: Waar ging oma zitten?
A: Terug in de woonkamer. Oma zat televisie te kijken.
V: Wie was er nog meer binnen bij oma?
A: Niemand.
V: Toen jij met die man en opa op kantoor zat, heb je toen nog andere mensen gezien op het terrein of andere mensen gezien op kantoor of andere mensen gezien op de stoep bij [getuige 3] of anders?
A: Nee, ik heb alleen [getuige 3] een beetje naar voren zien lopen.
V: Je kon [getuige 3] wat korter bij zien komen lopen, je kon oma binnen zien, in de woonkamer zat ze en heb je verder nog iemand anders gezien?
A: Nee.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige van regiopolitie Limburg Zuid, district Sittard, Basiseenheid Stein-Beek-Schinnen, Afdeling Recherche, proces-verbaalnummer 2003102215-9 (doorgenummerde dossierpagina's 433-436), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 juli 2003 ondertekend door
[verbalisant 2] , hoofdagent van politie, en [verbalisant 3] , brigadier van politie, inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Op 12 juli 2003 hoorden wij een persoon, die opgaf te zijn [getuige 3] , geboren op [geboortedatum] 1991, als getuige. Nadat wij de getuige hadden medegedeeld waaromtrent wij hem wensten te horen, verklaarde hij als volgt.
Op 12 juli 2003 was ik samen met [slachtoffer 3] , een meisje dat familie is van [slachtoffer 1] , mijn buurman, op de oprit van [slachtoffer 1] buiten aan het spelen. Ik zag [slachtoffer 1] op een gegeven moment met zijn auto, een Honda, vertrekken. Hij kwam een minuut of twintig later terug. Ik zag dat er een andere man bij [slachtoffer 1] in de auto zat. [slachtoffer 1] was de bestuurder en de andere man zat naast hem. [slachtoffer 1] stopte op de stoep voor het bedrijf. Ik zag toen dat [slachtoffer 1] naar binnen ging, dat wil zeggen naar zijn huis aan de [a-straat 1]. Hij liep naar zijn kantoor. Ik zag dat die man naar [slachtoffer 1] liep en via de deur bij [slachtoffer 1] aan het kantoor naar binnen liep, dat wil zeggen dat hij via een tussendeur, een aluminiumdeur, naar binnen liep.
Even later hoorde ik ineens schoten, knallen.
Direct na die knallen zag ik die man, die eerst samen met [slachtoffer 1] in de Honda was gekomen, naar buiten komen. Hij rende heel hard weg in de richting van het terrein waar de auto's van [slachtoffer 1] stonden. Ik zag dat die man naar een BMW rende. Ik zag dat die man in de BMW stapte, aan de bestuurderskant. Hij startte de motor en reed het terrein af. Hij reed heel hard weg.
De man had hoge zwarte schoenen aan met ijzer aan de zijkant. Hij droeg een blauwe spijkerbroek. Ik meen dat de man blond haar had.
Ik zag dat er twee mensen op het terrein waren, een man en een vrouw. (Het hof begrijpt dat bedoeld worden de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] .) Ik zag dat die vrouw naar het kantoor ging. Toen hoorde ik de vrouw schreeuwen en heel hard huilen. Ik hoorde de vrouw tegen de man zeggen dat hij 112 moest bellen.
U vraagt mij waar [slachtoffer 3] was gebleven. [slachtoffer 3] was naar binnen gegaan. Zij was binnen.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige van regiopolitie Limburg Zuid, district Sittard, proces-verbaalnummer 2003102215-2 (doorgenummerde dossierpagina's 397-400), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 4] , hoofdagent van politie, inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisante:
Op 12 juli 2003 hoorde ik een persoon, die opgaf te zijn [getuige 1] , als getuige. Nadat ik de getuige had medegedeeld waarover ik haar wenste te horen, verklaarde zij als volgt.
Op 12 juli 2003 ben ik samen met [getuige 2] richting Sittard gereden. Wij hadden afgesproken om naar een nieuwe auto te gaan kijken bij het bedrijf [A] te Sittard. Toen wij bij het bedrijf waren aangekomen, parkeerde [getuige 2] onze auto. Ik deed vervolgens het portier open en ik hoorde toen een harde knal. Toen ik uit de auto stapte en naast de auto stond hoorde ik weer een harde knal. Wij zijn toen samen het terrein opgelopen van het bedrijf [A] . Toen wij halverwege het terrein waren hoorde ik vervolgens weer een knal. Plotseling zag ik een man de oprit van de woning van [slachtoffer 1] af komen rennen. Ik zag dat die man in onze richting het terrein van [A] oprende en naar een auto rende. Dit was een BMW. Ik zag dat de man aan de bestuurderskant instapte en met grote snelheid het terrein afscheurde.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige van regiopolitie Limburg Zuid, district Sittard, proces-verbaalnummer 2003102215-3 (doorgenummerde dossierpagina's 406-409), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 3] , brigadier van politie, inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Op 12 juli 2003 hoorde ik een persoon, die opgaf te zijn [getuige 2] , als getuige. Nadat ik de getuige had medegedeeld waarover ik hem wenste te horen, verklaarde hij als volgt.
Op 12 juli 2003 uur wilde ik met mijn vriendin [getuige 1] bij [slachtoffer 1 en 2] naar een andere auto kijken. Ik parkeerde mijn auto voorbij de ingang van het terrein van [slachtoffer 1] . Op dat moment hoorden wij knallen. Ik heb toen gekeken naar de plaats vanwaar ik dat geluid had gehoord. Dit geluid kwam van de overzijde van de straat. Ik zag op dat moment een jongen van ongeveer 10 jaar welke aldaar op de oprit aan het spelen was.
Ik zag vanuit de oprit van [slachtoffer 1] een persoon komen aanrennen. Ik zag dat hij een auto pakte. Het was een BMW. Die BMW is toen pittig weggereden.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van regiopolitie Limburg Zuid, district Sittard, proces-verbaalnummer 2003102215-6 (doorgenummerde dossierpagina's 058-062), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 5] , hoofdagent van politie, [verbalisant 6] , agent van politie, [verbalisant 7] , surveillant van politie, en [verbalisant 8] , vrijwillig hoofdagent van hoofdagent, inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Op 12 juli 2003 omstreeks 13.50 uur bevonden wij, verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , ons in een opvallend dienstvoertuig op de hoek Valkstraat/Klaverstraat te Sittard. Wij hoorden van de meldkamer dat er zojuist een schietpartij had plaatsgevonden op de Klaverstraat te Sittard. Wij zagen op dat moment op de oprit van een woning, gelegen op de hoek Klaverstraat/Lupinestraat, personen staan. Wij zagen dat deze personen middels armgebaren onze aandacht probeerden te trekken. Wij parkeerden ons dienstvoertuig op de oprit van de betrokken woning (het hof begrijpt: [a-straat 1] ). Wij zagen een deur welke toegang gaf tot een kantoor. Wij zagen dat in dit kantoor een bureau stond waarachter een mannelijk persoon op de bureaustoel zat. Wij zagen dat deze man voorovergebogen met zijn hoofd op het bureaublad lag en dat rondom het hoofd van deze man een plas bloed en braaksel lag.
Tevens zagen wij dat de man schokkende bewegingen maakte en wij hoorden dat hij bij het ademen een rochelend geluid maakte. Wij zagen rechts naast het bureau een kind op de grond liggen. Wij zagen dat dit kind bloed in het gezicht en de hals had en schokkende bewegingen maakte met het hele lichaam en tevens een rochelend geluid maakte bij het ademhalen.
Door de achterdeur kwamen wij in de woning. In de woonkamer zagen wij een vrouwelijk persoon op de grond liggen. Wij zagen een huls op de grond liggen. Ik, verbalisant [verbalisant 7] , heb met een hand in de hals van de vrouw gevoeld naar tekenen van leven. Ik voelde geen tekenen van leven.
Wij, verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , gingen na het ontvangen van een melding naar de Klaverstraat te Sittard. Bij een woning aan de [a-straat 1] stapten wij uit en liepen vervolgens achter verbalisant [verbalisant 7] aan. In een kantoortje zagen wij een bureau met achter dit bureau een mannelijk persoon in een bureaustoel. Wij zagen dat de man voorovergebogen met zijn hoofd op het bureaublad lag en dat rondom het hoofd een plas bloed en braaksel lag. Wij zagen naast het bureau een kind op de grond liggen met bloed in het gezicht en de hals. Rondom het kind lag bloed op de grond. Wij zagen een patroonhuls liggen onder de kast aan de zijwand. Onder één van de stoelen tegen de achterwand lag eveneens een patroonhuls. Op dat moment zagen wij, [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , dat de eerste ambulance ter plaatse was. Het ambulancepersoneel ontfermde zich over het kind en de man.
Het mannelijk slachtoffer werd met een ambulance overgebracht naar het ziekenhuis te Maastricht. Het kind werd met de traumahelikopter eveneens overgebracht naar het ziekenhuis te Maastricht.
Wij, [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , hebben de woning betreden. Wij zagen een patroonhuls op de grond liggen. Wij zagen in de woonkamer een vrouwelijk persoon op de grond liggen. Aan mij, [verbalisant 5] , werd door een ambulanceverpleegkundige medegedeeld, nadat deze de vrouw had onderzocht had, dat de vrouw dood was.
(...)
15.
Het proces-verbaal van verhoor getuige van regiopolitie Limburg Zuid, divisie/team grootschalige opsporing, proces-verbaalnummer 2003102215-108 (doorgenummerde dossierpagina's 585-591), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 9] , hoofdagent van politie, en [verbalisant 10] , brigadier van politie, inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Op 23 juli 2003 hoorden wij een persoon, die opgaf te zijn [getuige 4] , als getuige. Hij verklaarde als volgt:
Op 11 juli 2003 ben ik met [getuige 5] naar [aanvrager] gereden. In zijn woning pakte [aanvrager] een roodkleurige plastic zak met opdruk van het aanrechtblad. Uit deze plastic zak pakte [aanvrager] een pistool. Dit was zo'n wapen waar de patronen in het handvat gaan. [aanvrager] had het pistool in zijn open hand liggen. [aanvrager] deed het pistool weer in de plastic zak.
16.
Het proces-verbaal van verhoor getuige van regiopolitie Limburg Zuid, divisie/team grootschalige opsporing, proces-verbaalnummer 2003102215-145 (doorgenummerde dossierpagina's 593-594), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 21 augustus 2003 ondertekend door [verbalisant 11] en [verbalisant 12] , beiden hoofdagent van politie, inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Op 21 augustus 2003 hoorden wij een persoon, die opgaf te zijn [getuige 4] , als getuige. Hij verklaarde als volgt:
Op 11 juli 2003 zijn [getuige 5] en ik naar de woning van [aanvrager] gereden. [aanvrager] liet mij in zijn woning opeens een pistool zien. Hij pakte dit uit een rode plastic zak die op het aanrecht in de keuken lag. Het wapen was zwart van kleur.
17.
Het proces-verbaal van verhoor getuige van regiopolitie Limburg Zuid, divisie/team grootschalige opsporing, proces-verbaalnummer 2003102215-107 (doorgenummerde dossierpagina's 575-581), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 9] , hoofdagent van politie, en [verbalisant 10] , brigadier van politie, inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Op 23 juli 2003 hoorden wij een persoon, die opgaf te zijn [getuige 5] , als getuige. Hij verklaarde als volgt:
Ik heb een wapen gezien bij [aanvrager] thuis. Op vrijdag 11 juli 2003 was ik met [getuige 4] . Wij zijn toen met zijn tweeën naar de woning van [aanvrager] gereden. Ik zag dat [aanvrager] voor de koelkast stond en een klein pistool in zijn hand had. [aanvrager] hield het wapen in zijn gestrekte arm voor zich uit. In zijn andere hand had hij een plastic zak. [aanvrager] heeft het wapen toen weer in de plastic zak gedaan. Het was een klein zwart pistool."