Uitspraak
gevestigd te Bertrange, Luxemburg,
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beslissing
23 september 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de vennootschap naar buitenlands recht Luxembourg Designs S.A. en Habitat Holding B.V. De zaak betreft een geschil over de niet-nakoming van een franchiseovereenkomst en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding. Luxembourg heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 20 januari 2015 uitspraak deed in deze kwestie. Habitat heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof, die aan deze uitspraak zijn gehecht.
De Hoge Raad heeft de klachten van Luxembourg in het principale beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk incidentele beroep van Habitat niet aan de orde.
In de beslissing heeft de Hoge Raad bepaald dat Luxembourg wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Habitat zijn begroot op een totaal van € 8.724,34, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaat. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.