In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de verkoop van landbouwgrond door belanghebbende aan zijn zoons. De zaak betreft de vraag of de boekwinst die is behaald bij deze verkoop kan worden toegevoegd aan een herinvesteringsreserve, ondanks dat de verkoopprijs door de Inspecteur is gecorrigeerd naar de waarde in het economische verkeer. Belanghebbende had de grond verkocht voor € 362.000, terwijl de Inspecteur de waarde op € 1.813.340 had vastgesteld. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de winst behaald met de vervreemding van het perceel kan worden toegevoegd aan een herinvesteringsreserve. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verder onderzoek naar het voornemen tot herinvestering op de balansdatum. De uitspraak benadrukt het belang van de waardebepaling in de vaststellingsovereenkomst en de voorwaarden waaronder een herinvesteringsreserve kan worden gevormd. De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat de middelen in het incidentele beroep niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.