ECLI:NL:HR:2016:1922

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 augustus 2016
Publicatiedatum
12 augustus 2016
Zaaknummer
16/00454
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet voldaan griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 augustus 2016 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende uit Marokko tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, dat betrekking heeft op de Algemene nabestaandenwet. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, omdat de belanghebbende het verschuldigde griffierecht niet heeft voldaan.

De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 21 maart 2016 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. De belanghebbende heeft echter geen domicilieadres in Nederland gekozen en heeft het griffierecht niet tijdig betaald. In een reactie op een herinneringsbrief heeft de belanghebbende aangegeven dat zij financieel niet in staat is om het griffierecht te betalen. De Hoge Raad oordeelt dat deze verklaring niet tijdig is gedaan en dat de belanghebbende niet heeft aangetoond te voldoen aan de criteria voor betalingsonmacht.

De Hoge Raad concludeert dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, en is openbaar uitgesproken op 12 augustus 2016.

Uitspraak

12 augustus 2016
nr. 16/00454
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], Marokko (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 22 december 2015, nr. 14/852 ANW, betreffende een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank ingevolge de Algemene nabestaandenwet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 21 maart 2016 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
Belanghebbende heeft niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 26 mei 2016, welke brief eveneens per gewone post is verzonden aan het door belanghebbende opgegeven adres in het buitenland, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. In reactie hierop geeft belanghebbende aan dat haar financiële capaciteit onvoldoende is om het griffierecht te kunnen betalen. Voor zover dit moet worden opgevat als een beroep op betalingsonmacht, heeft belanghebbende niet voor het einde van de gestelde betalingstermijn aan de griffier kenbaar gemaakt dat zij voldoet aan het criterium voor betalingsonmacht zoals weergegeven in onderdeel 2.3.3 van het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2015, nr. 14/05176, ECLI:HR:NL:2015:354, BNB 2015/197.
Hetgeen belanghebbende in haar brief van 21 juni 2016 voor het overige aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2016.