Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
2 februari 2016.
Hoge Raad
Op 2 februari 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 14/05792, die betrekking heeft op een TBS-zaak. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door mr. C.W. Noorduyn, advocaat te 's-Gravenhage. In de schriftuur zijn middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht en daarvan deel uitmaken. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.