ECLI:NL:HR:2016:1415

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
15/05045
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake informatiebeschikking belastingjaar 2009

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 16 september 2015, nr. BK-14/01398, die op zijn beurt een hoger beroep betrof tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 13/9066). De zaak had betrekking op een informatiebeschikking die was gegeven aan belanghebbende voor het belastingjaar 2009, zoals bedoeld in artikel 52a, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).

Belanghebbende heeft in cassatie twee middelen voorgesteld, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze middelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leidden tot rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren C. Schaap en J. Wortel, en werd in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2016.

Uitspraak

8 juli 2016
Nr. 15/05045
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 16 september 2015, nr. BK‑14/01398, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 13/9066) betreffende een ten aanzien van belanghebbende voor het jaar 2009 gegeven informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, lid 1, AWR.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2016.