Conclusie
eerste middelklaagt over de motivering van de bewezenverklaring en het uitblijven van een beslissing op een uitdrukkelijk voorgedragen verweer. Het middel spitst zich toe op het gebruik voor het bewijs van de verklaring van [medeverdachte 1] ter terechtzitting van de rechtbank.
11.Het eerste middel faalt.
tweede middelklaagt over schending van de artikelen 358, derde lid, Sv jo 359, tweede lid, Sv omdat is verzuimd te beslissen op het in de woorden van de steller van het middel ‘uitdrukkelijk voorgedragen verweer’ dat er geen sprake was van leidinggeven aan een criminele organisatie.
15.Het tweede middel treft geen doel
derde middelklaagt over de motivering van de bewezenverklaring nu als bewijsmiddel is gebruikt de verklaring van de getuige [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris, terwijl die verklaring niet aan het dossier is toegevoegd en de inhoud niet is meegedeeld. Ook dit middel lijdt aan een euvel. Immers, (1) niet meegedeeld wordt op welke verklaring van de getuige precies wordt gedoeld, (2) voor de bewezenverklaring van welk feit of welke feiten die bewezenverklaring is gebruikt en (3) of het verzuim om de inhoud van het bewijsmiddel mee te delen de rechtbank of het hof betreft en op welke zitting het verzuim betrekking heeft. Oplossing van dit niet wenselijke zoekplaatje is dat kennelijk wordt gedoeld op de verklaring van de getuige tegenover de rechter-commissaris van 8 oktober 2012 die als bewijsmiddel 13 in het bijzonder voor feit 7 is gebruikt en waarvan de zakelijke inhoud niet is meegedeeld ter terechtzitting van het hof.
22.Het derde middel is kansloos.
vierde middelbetreft de afwijzing van een verzoek tot toevoeging van stukken aan het strafdossier in de zaak van verdachte. Het gaat om de stukken die zich bevonden in de zogenaamde kast van Van Selm, een registeraccountant van de belastingdienst. De klacht is dat het hof het verzoek “ten onrechte althans onvoldoende gemotiveerd althans onbegrijpelijk heeft verworpen”. Voorts wordt geklaagd dat het hof heeft verzuimd bepaald een beslissing te nemen “op het door de verdediging uitdrukkelijk voorgedragen standpunt met betrekking tot deze stukken, hetgeen (substantiële) nietigheid met zich meebrengt.”
30.Het vierde middel treft geen doel.
vijfde middelklaagt over schending van in het bijzonder de artikelen 261 en 348 Sv, “doordat het hof geen blijk heeft gegeven van een onderzoek naar de tenlastelegging (van feit 7), dan wel dat ter zake deze tenlastelegging geen beslissing in de zin van art. 348 Sv dient te volgen.”
39.Het vijfde middel faalt.
zesde middelklaagt over de motivering van de bewezenverklaring van feit 2, omdat uit de bewijsconstructie niet naar voren komt dat verdachte de valsheid in geschrift in vereniging met anderen heeft gepleegd.