Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
5 januari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gedateerd 2 april 2014, met nummer 20/001306-12. De verdachte, geboren in 1956, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. R.L.A. Klaassen, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal, T.N.B.M. Spronken, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 5 januari 2016 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De waarnemend griffier A.C. ten Klooster was aanwezig bij deze uitspraak.