ECLI:NL:GHSHE:2014:1007

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 april 2014
Publicatiedatum
9 april 2014
Zaaknummer
20-001306-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Flessentrekkerij of oplichting?

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor meermalen flessentrekkerij en oplichting. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 120 uren. De raadsman pleitte voor integrale vrijspraak of, subsidiair, een voorwaardelijke taakstraf.

Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten die hem zijn ten laste gelegd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor oplichting en flessentrekkerij, waarbij het hof de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd in aanmerking heeft genomen. De verdachte heeft zich in de periode van mei 2009 tot en met november 2010 meerdere malen schuldig gemaakt aan deze delicten, waarbij hij gebruik maakte van valse hoedanigheden om goederen en diensten te verkrijgen zonder betaling.

De vorderingen van benadeelde partijen zijn ook behandeld. De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft recht op schadevergoeding van € 1.040,62, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen of niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 2 jaar voorwaardelijk, en heeft de verplichting opgelegd om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen. De uitspraak benadrukt de ernst van flessentrekkerij en oplichting en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001306-12
Uitspraak : 2 april 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 26 maart 2012 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-845011-11 en 01-263112-10, 01-269334-10, 01-840184-11, 01-840597-11, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
[woonplaats].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd – het meermalen plegen van flessentrekkerij en oplichting veroordeeld tot:
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de Reclassering ook indien deze inhouden dat verdachte zich dient te laten begeleiden door de GGZ-Oost-Brabant of een soortgelijke instelling, alsmede
  • een taakstraf voor de duur van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts heeft de rechtbank beslist op de vorderingen van benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende,
  • de onder parketnummer 01/845011-11 ten laste gelegde feiten 1 primair en 2;
  • het onder parketnummer 01/840184-11 primair ten laste gelegde;
  • het onder parketnummer 01/840597-11 primair ten laste gelegde;
  • de onder parketnummer 01/263112-10 ten laste gelegde feiten 1 en 2;
  • het onder parketnummer 01/269334-10 ten laste gelegde,
bewezen zal verklaren en verdachte ter zake zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van de Reclassering, alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd te beslissen op de vorderingen van de benadeelde partijen overeenkomstig de beslissingen van de rechtbank.
Door de raadsman is primair integrale vrijspraak bepleit, subsidiair oplegging van een (voorwaardelijke) taakstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
Parketnummer 01/845011-11
1.
zij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2010 tot en met 29 september 2010 te Ravenstein, in elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen – op tijd en plaats daarbij vermeld – gekocht, te weten (meermalen) ontbijt, in ieder geval een of meer consumptie(s) en/of etenswaren bij Bed and Breakfast [naam B&B] te Ravenstein op een of meer tijdstippen in de periode van 26 augustus 2010 tot en met 29 september 2010;
subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2010 tot en met 29 september 2010 te Ravenstein, gemeente Oss, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Bed and Breakfast [naam B&B] en/of [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van ontbijt, in ieder geval een of meer consumptie(s) en/of etenswaren, in elk geval van enig goed en/of het ter beschikking stellen van logies, in elk geval het verlenen van een dienst, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een bonafide klant, waardoor Bed and Breakfast [naam B&B] en/of [slachtoffer] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
zij in of omstreeks de periode van 10 juni 2010 tot en met 26 juni 2010 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
  • in of omstreeks de periode van 10 juni 2010 tot en met 21 juni 2010, te Macharen, gemeente Oss, bij Bed and Breakfast [naam B&B], (meermalen) ontbijt, in ieder geval een of meer consumptie(s) en/of etenswaren en/of
  • in of omstreeks de periode van 12 juni 2010 tot en met 13 juni 2010, te Macharen, gemeente Oss, bij Bed and Breakfast [naam B&B], ontbijt, in ieder geval een of meer consumptie(s) en/of etenswaren en/of
  • in of omstreeks de periode van 21 juni 2010 tot en met 26 juni 2010, te Oijen, gemeente Oss, bij Bed and Breakfast [B&B], (meermalen) ontbijt, in ieder geval een of meer consumptie(s) en/of etenswaren.
Parketnummer 01/840184-11:
zij in of omstreeks de periode van 7 april 2010 tot en met 13 april 2010 te Vught, in elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen – op tijd en plaats daarbij vermeld – gekocht, te weten: (meermalen) maaltijden, een of meer consumptie(s), bij [naam hotel] te Vught op een of meer tijdstippen in de periode van 7 april 2010 tot en met 13 april 2010;
subsidiair
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 april 2010 tot en met 13 april 2010 te Vught met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (personeel/medewerkers van) [naam hotel] heeft bewogen tot de afgifte van (een) goed(eren) en/of het verlenen van een dienst, te weten een of meer maaltijd(en) en/of het ter beschikking stellen van een hotelkamer, in elk geval van enig(e) goed en/of dienst, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich, tegenover (medewerkers/personeel van) [naam hotel]voorgedaan als een betalende gast en aldus gedurende de dag en/of avond en/of nacht gebruik gemaakt van een of meer maaltijd(en) en/of een hotelkamer, waardoor (medewerkers/personeel van) [naam hotel] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Parketnummer 01/840597-11:
zij in of omstreeks de periode van 17 oktober 2010 tot en met 8 november 2010 te Biezenmortel, gemeente Haaren, in elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen – op tijd en plaats daarbij vermeld – gekocht, te weten: (meermalen) ontbijt, een of meer consumptie(s), bij Bed & Breakfast [naam B&B] te Biezenmortel op een of meer tijdstippen in de periode van 17 oktober 2010 tot en met 8 november 2010,
subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 17 oktober 2010 tot en met 8 november 2010 te Biezenmortel, gemeente Haaren, met het oogmerk om zich en/of een ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Bed & Breakfast [naam B&B] en/of [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van ontbijt, in elk geval van enig goed, en/of het ter beschikking stellen van logies, in elk geval het verlenen van een dienst
,hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich ten opzichte van [slachtoffer] voorgedaan als bonafide klant, waardoor Bed & Breakfast [naam B&B] en/of [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Ten aanzien van parketnummer 01/263112-10:
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 januari 2010 tot en met 2 april 2010 te Plasmolen en/of ’s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (personeel/medewerkers van) Bed&Breakfast [naam B&B] en/of [naam hotel] heeft bewogen tot het verlenen van (een) dienst(en)(verhuur van kamers/accommodatie), hebbende verdachte (telkens) met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich, tegenover (personeel/medewerkers van) Bed&Breakfast [naam B&B] en/of [naam hotel] voorgedaan als bonafide/betalende gast, waardoor (personeel/medewerkers van) Bed&Breakfast [naam B&B] en/of [naam hotel] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven dienstverlening(en);
2.
zij in of omstreeks de periode van 29 mei 2009 tot en met 23 februari 2010 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
  • op of omstreeks 29 mei 2009 te Nunspeet ongeveer 41 liter benzine/brandstof van [naam benzinestation];
  • op of omstreeks 7 september 2009 te Ede een geldbedrag, groot
  • op of omstreeks 27 november 2009 te Breukelen ongeveer 49 liter benzine/brandstof van [naam benzinestation];
  • op of omstreeks 8 januari 2010 te Haps ongeveer 46 liter benzine/brandstof van [naam autobedrijf];
  • op of omstreeks 23 februari 2010 te Vught ongeveer 13 liter benzine/brandstof van [naam benzinestation].
Parketnummer 01/269334-10:
zij in of omstreeks de periode van 30 mei 2010 tot en met 4 juni 2010 te Boerdonk, gemeente Veghel met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam hotel] en/of [naam slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van (een) goed(eren) en/of het verlenen van een dienst, te weten een of meer maaltijd(en) en/of het ter beschikking stellen van een (hotel)kamer, in elk geval van enig(e) goed(eren) en/of een dienst, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een betalende gast en aldus gedurende de dag en/of avond en/of nacht van een kamer en/of een of meer maaltijd(en) gebruik gemaakt, waardoor [naam hotel] en/of [naam slachtoffer] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 01/845011-11
1
subsidiair.
zij in de periode van 26 augustus 2010 tot en met 29 september 2010 te Ravenstein, gemeente Oss, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, Bed and Breakfast [naam B&B] en/of [naam slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van ontbijt en het ter beschikking stellen van logies, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk zich voorgedaan als een bonafide klant, waardoor Bed and Breakfast [naam B&B] en/of [naam slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
zij in de periode van 10 juni 2010 tot en met 26 juni 2010 op na te noemen plaatsen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
  • in de periode van 10 juni 2010 tot en met 21 juni 2010, te Macharen, gemeente Oss, bij Bed and Breakfast [naam B&B], meermalen ontbijt en
  • in de periode van 12 juni 2010 tot en met 13 juni 2010, te Macharen, gemeente Oss, bij Bed and Breakfast [naam B&B], ontbijt, en
  • in de periode van 21 juni 2010 tot en met 26 juni 2010, te Oijen, gemeente Oss, bij Bed and Breakfast [naam B&B], meermalen ontbijt.
Parketnummer 01/840184-11 subsidiair:
zij in de periode van 7 april 2010 tot en met 13 april 2010 te Vught met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, (personeel/medewerkers van) [naam hotel] heeft bewogen tot de afgifte van goederen en het verlenen van een dienst, te weten maaltijden en het ter beschikking stellen van een hotelkamer, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk zich, tegenover (medewerkers/personeel van) [naam hotel] voorgedaan als een betalende gast waardoor (medewerkers/personeel van) [naam hotel] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Parketnummer 01/840597-11 subsidiair:
zij in de periode van 17 oktober 2010 tot en met 8 november 2010 te Biezenmortel, gemeente Haaren, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, Bed & Breakfast [naam B&B] en/of [naam slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van ontbijt, en het ter beschikking stellen van logies, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk zich ten opzichte van [naam slachtoffer] voorgedaan als bonafide klant, waardoor Bed & Breakfast [naam B&B] en/of [naam slachtoffer] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Ten aanzien van parketnummer 01/263112-10:
1.
zij in de periode van 14 januari 2010 tot en met 2 april 2010 in Nederland telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid , (personeel/medewerkers van) Bed&Breakfast [naam B&B] en [naam hotel] heeft bewogen tot het verlenen van diensten (verhuur van kamers/accommodatie), hebbende verdachte telkens met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk zich, tegenover (personeel/medewerkers van) Bed&Breakfast [naam B&B] en [naam hotel] voorgedaan als bonafide/betalende gast, waardoor (personeel/medewerkers van) Bed&Breakfast [naam B&B] en [naam hotel] telkens werden bewogen tot bovenomschreven dienstverleningen;
2.
zij in de periode van 29 mei 2009 tot en met 23 februari 2010 op na te noemen plaatsen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
  • op 29 mei 2009 te Nunspeet ongeveer 41 liter benzine van [naam benzinestation];
  • op 27 november 2009 te Breukelen ongeveer 49 liter benzine van [naam benzinestation;
  • op 8 januari 2010 te Haps ongeveer 46 liter benzine van [naam autobedrijf];
  • op 23 februari 2010 te Vught ongeveer 13 liter benzine van [naam benzinestation].
Parketnummer 01/269334-10:
zij in de periode van 30 mei 2010 tot en met 4 juni 2010 te Boerdonk, gemeente Veghel met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [naam hotel] en [naam slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van goederen en het verlenen van een dienst, te weten maaltijden en het ter beschikking stellen van een kamer, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk zich voorgedaan als een betalende gast waardoor [naam hotel] en [naam slachtoffer] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Partiële vrijspraak
Het hof spreekt de verdachte vrij van de onder parketnummer 01/845011-11, feit 1 primair, 01/840184-11 primair en 01/840597-11 primair ten laste gelegde feiten, nu geen sprake is van een meervoud van op zichzelf staande handelingen, hetgeen vereist is om tot bewezenverklaring van een ‘gewoonte maken’ te komen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het voor een bewezenverklaring vereiste oogmerk om zich zonder betaling de beschikking over goederen te verzekeren (flessentrekkerij) c.q. zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen (oplichting) bij verdachte ontbreekt. Voorts stelt de raadsman zich op het standpunt dat er geen sprake is geweest van het aannemen van een valse hoedanigheid, zoals bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van de door de rechtbank bewezen verklaarde flessentrekkerij stelt de raadsman zich op het standpunt dat:
  • het nuttigen van een ontbijt in het kader van een overnachting niet kan worden aangemerkt als het kopen van goederen, zoals bedoeld in artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht;
  • geen sprake is van een `gewoonte maken` van het kopen van benzine zonder betaling, nu verdachte in een ruime periode (van 9 maanden) viermaal benzine heeft getankt zonder te betalen.
Met betrekking tot het hetgeen de raadsman heeft aangevoerd over het bij verdachte ontbreken van het oogmerk om zich zonder betaling de beschikking over goederen te verzekeren of zich wederrechtelijk te bevoordelen, overweegt het hof als volgt.
Het hof leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen, met name uit de door verdachte ter terechtzitting van 26 juni 2013 bij het hof afgelegde verklaring, alsmede de door haar ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen, af dat verdachte van meet af aan wist dat zij op het moment dat zij de beschikking kreeg over de goederen dan wel gebruik maakte van de verleende diensten, geen geld had om te betalen. Door desondanks deze goederen af te nemen en gebruik te maken van deze diensten is naar het oordeel van het hof aan het vereiste oogmerk voldaan.
Dat verdachte in voorkomend geval betaling heeft toegezegd doet aan hetgeen hiervoor is overwogen niet af nu niet is komen vast te staan dat verdachte op enig moment reëel uitzicht had op het ter beschikking krijgen van voldoende financiële middelen om de rekeningen met betrekking tot bedoelde goederen en diensten daadwerkelijk te kunnen voldoen.
Het hof stelt voorts vast dat ruim vier jaar na de bewezen verklaarde feiten nog steeds geen van de rekeningen is betaald en dat ook geen enkele betalingsregeling is getroffen.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat, voor zover bewezen verklaard, wel degelijk sprake is van het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, doordat verdachte zich heeft voorgedaan als bonafide klant/betalende gast en aldus op bedrieglijke wijze gebruik heeft gemaakt van een in het maatschappelijk verkeer geldend gedragspatroon. Zo geldt in de horecabranche in het algemeen dat bij het nuttigen van maaltijden en het gebruikmaken van logies niet vooraf behoeft te worden betaald. De horecaondernemer verstrekt zijn diensten in de verwachting dat de hotelgast deze ook zal betalen.
De opvatting van de raadsman dat het nuttigen van een ontbijt niet kan worden aangemerkt als het kopen van goederen vindt geen steun in het recht.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat geen sprake is van het gewoonte maken van het kopen van benzine zonder te betalen nu de ter zake ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden in een ruime periode van 9 maanden, overweegt het hof dat in casu de duur van de periode niet afdoet aan het feit dat verdachte meerdere keren heeft getankt zonder te betalen.
Het hof betrekt bij dat oordeel het geheel aan feiten zoals overigens is bewezen verklaard.
Ook overigens zijn uit het onderzoek ter terechtzitting geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die zouden moeten leiden tot een ander oordeel dan hiervoor gegeven.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01/845011-11 onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

oplichting.

Het in de zaak met parketnummer 01/845011-11 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren.
Het in de zaak met parketnummer 01/840184-11 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

oplichting.

Het in de zaak met parketnummer 01/840597-11 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

oplichting.

Het in de zaak met parketnummer 01/263112-10 onder 1 bewezen verklaarde levert op:

oplichting, meermalen gepleegd.

Het in de zaak met parketnummer 01/263112-10 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren.
Het in de zaak met parketnummer 01/269334-10 bewezen verklaarde levert op:

oplichting.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich in de periode van mei 2009 tot en met medio november 2010 meerdere malen schuldig gemaakt aan flessentrekkerij en oplichting.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van twee jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van de Reclassering. Voorts heeft de advocaat-generaal de oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest gevorderd.
De raadsman heeft in geval van bewezenverklaring een deels voorwaardelijke werkstraf bepleit.
Ten aanzien van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof rekening gehouden met:
  • de financiële schade die voor bedrijven, waaronder een aantal kleine bed & breakfast-ondernemingen, is ontstaan doordat verdachte de rekeningen niet heeft voldaan;
  • de omstandigheid dat flessentrekkerij en oplichting vormen van vermogenscriminaliteit zijn die in zijn algemeenheid ook schade toebrengen aan het vrije handelsverkeer en het vertrouwen van mensen onderling.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid:
  • dat er sprake is van sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid tijdens het plegen van de bewezen verklaarde feiten, hetgeen blijkt uit het rapport d.d. 3 december 2013 van drs. T. ’t Hoen, gezondheidspsycholoog;
  • dat uit het Uittreksel Justitiële documentatie d.d. 16 januari 2014 volgt dat toepassing dient te worden gegeven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
  • dat sinds de periode waarin verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan geruime tijd is verstreken;
  • dat verdachte thans over huisvesting en een uitkering beschikt, hetgeen maakt dat zij thans in een stabiele situatie verkeert.
In verband met de mate van toerekenbaarheid overweegt het hof dat de deskundige, drs.’t Hoen op basis van zijn onderzoek tot de conclusie is gekomen dat bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis in combinatie met een gemengde persoonlijkheidsstoornis waarbij narcistische, theatrale schizotypische en paranoïde trekken aanwezig zijn. De deskundige acht het zeer waarschijnlijk dat er een sterk causaal verband is tussen de voornoemde stoornissen en de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Alles overziende acht het hof oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten wordt een zwaardere straf opgelegd dan gevorderd door de advocaat-generaal en bepleit door de verdediging.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1][naam B & B]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.040,62. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij
[benadeelde 1] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (parketnummer 01/845011-11 feit 1 subsidiair) rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 1.040,62. Verdachte heeft deze vordering niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] [naam B&B)
De benadeelde partij [benadeelde 2]heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 500,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien de vordering onvoldoende bepaald is nu niet is komen vast te staan wat de kosten van de aan verdachte verstrekte ontbijten waren. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] [naam B & B]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 195,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 3] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (parketnummer 01/263112-10, feit 1) rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 195,-. Verdachte heeft de vordering niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 100,-. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [benadeelde 4] in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] [ naam benzinestation]
De benadeelde partij [benadeelde 5] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 57,61. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 5] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (parketnummer 01/263112-10, feit 2) rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 57,61. Verdachte heeft de vordering niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6].
De benadeelde partij [benadeelde 6]. heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 180,39. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 6]. als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (parketnummer 01/263112-10, feit 2) rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 180,39. Verdachte heeft de vordering niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] [naam benzinestation]
De benadeelde partij [benadeelde 7] [naam benzinestation] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 82,68. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 7] [ naam benzinestation] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (parketnummer 01/263112-10, feit 2) rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 82,68. Verdachte heeft de vordering niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8].
De benadeelde partij [benadeelde 8] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 255,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 8] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (parketnummer 01/269334-10) rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 255,-. Verdachte heeft de vordering niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
De benadeelde partij [benadeelde 9] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 828,98. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet toegewezen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9] zal in haar geheel worden afgewezen, nu de benadeelde zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd ter zake van de afgewezen vordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 63, 326 en 326a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01/845011-11 onder 1 primair en in de zaak met parketnummer 01/840184-11 primair en in de zaak met parketnummer 01/840597-11 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01/845011-11 onder 1 subsidiair en 2, in de zaak met parketnummer 01/840184-11 subsidiair, in de zaak met parketnummer 01/840597-11 subsidiair en in de zaak met parketnummer 01/263112-10 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 01/269334-10 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01/845011-11 onder 1 subsidiair en 2, in de zaak met parketnummer 01/840184-11 subsidiair, in de zaak met parketnummer 01/840597-11 subsidiair en in de zaak met parketnummer 01/263112-10 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 01/269334-10 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij ten uitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01/845011-11 onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.040,62 (duizendveertig euro en tweeënzestig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van
€ 1.040,62 (duizendveertig euro en tweeënzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] (naam B & B)

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3](naam B & B]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01/263112-10 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 195,00 (honderdvijfennegentig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3], een bedrag te betalen van
€ 195,00 (honderdvijfennegentig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01/263112-10 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 57,61 (zevenenvijftig euro en eenenzestig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5], een bedrag te betalen van
€ 57,61 (zevenenvijftig euro en eenenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6].

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01/263112-10 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 180,39 (honderdtachtig euro en negenendertig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6], een bedrag te betalen van
€ 180,39 (honderdtachtig euro en negenendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] (naam benzinestation)

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 7] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01/263112-10 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 82,68 (tweeëntachtig euro en achtenzestig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 7], een bedrag te betalen van
€ 82,68 (tweeëntachtig euro en achtenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8].

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 8] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-269334-10 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 255,00 (tweehonderdvijfenvijftig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 8], een bedrag te betalen van
€ 255,00 (tweehonderdvijfenvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9] tot schadevergoeding af.
Aldus gewezen door:
mr. H. Eijsenga, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. P.M. Frielink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.G.H. van Outheusden, griffier,
en op 2 april 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.