Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
31 mei 2016.
Hoge Raad
Op 31 mei 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beklag tegen beslag onder een advocatenkantoor. Het beroep in cassatie was ingesteld door de klaagster, vertegenwoordigd door advocaat H.K. ter Brake uit Hoorn. De zaak had betrekking op een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 17 april 2015, met nummer RK 14/1940. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waaruit blijkt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. De beschikking is gegeven door vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en A.L.J. van Strien, en in aanwezigheid van waarnemend griffier A.C. ten Klooster. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de strafrechtelijke procedures en heeft implicaties voor de behandeling van beslag onder advocaten.