ECLI:NL:HR:2015:69

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 januari 2015
Publicatiedatum
15 januari 2015
Zaaknummer
14/03698
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof over inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, die betrekking heeft op de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2007. De Hoge Raad heeft eerder een arrest gewezen op 11 oktober 2013, waarin de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch voor verdere behandeling.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij verschillende klachten aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, en is openbaar gemaakt op 16 januari 2015.

Uitspraak

16 januari 2015
Nr. 14/03698
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 19 juni 2014, nr. 13/01064, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2007 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 11 oktober 2013, nr. 12/01949, ECLI:NL:HR:2013:836, BNB 2013/256, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2015.