In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, gewezen op 9 oktober 2014, met nummer 13/00095. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. AWB 12/776) die betrekking had op een beschikking tot herziening van de aangifte op basis van artikel 78 van het Communautair douanewetboek. De belanghebbende, [X] B.V., heeft een middel voorgesteld in het cassatieberoep. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd opgemerkt dat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwees hierbij ook naar een eerdere uitspraak (HR 13 maart 2015, nr. 14/04224, ECLI:NL:HR:2015:519) ter ondersteuning van deze conclusie.
Wat betreft de proceskosten oordeelde de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2015 door de vice-president en de raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.