ECLI:NL:HR:2015:3622

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
14/04931
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bestuurdersaansprakelijkheid en bewijsaanbod in faillissement

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende bestuurdersaansprakelijkheid. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.E. Bruning, heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 17 juni 2014. De curator, mr. A.M.H.J.L. Claus, heeft het beroep bestreden met de conclusie tot verwerping. De zaak betreft de toepassing van artikel 2:248 van het Burgerlijk Wetboek, dat gaat over de aansprakelijkheid van bestuurders in geval van faillissement. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters heeft bekrachtigd.

De Hoge Raad heeft de eiser ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 4.191,34. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de toepassing van bestuurdersaansprakelijkheid in faillissementen verduidelijkt en de grenzen van bewijsaanbiedingen in cassatieprocedures aangeeft.

Uitspraak

18 december 2015
Eerste Kamer
14/04931
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.E. Bruning,
t e g e n
mr. A.M.H.J.L. CLAUS, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V. als opvolger van mr. N. Bakker sinds 13 mei 2014,
gevestigd en kantoorhoudende te Alkmaar,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.L. Bakels.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de curator.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 124453/HA ZA 10-1028 van de rechtbank Alkmaar van 23 februari 2011 en 28 september 2011;
b. de arresten in de zaak 200.103.439/01 van het gerechtshof Amsterdam van 6 november 2012 en 17 juni 2014.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 17 juni 2014 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curator heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor de curator toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 6 november 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 1.991,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
18 december 2015.