ECLI:NL:GHAMS:2012:3101

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.103.439-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aansprakelijkheid van bestuurder in faillissement

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de curator van de failliete vennootschap Galvamet Europe B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De curator heeft in eerste aanleg gevorderd dat de bestuurder van de failliete vennootschap, [geïntimeerde], aansprakelijk wordt gesteld voor de schulden van de vennootschap. De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen en de curator in de proceskosten veroordeeld. De curator heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis ingediend, omdat hij vreesde dat [geïntimeerde] zijn onroerende zaken zou verkopen of bezwaren, wat zou leiden tot een restitutierisico.

Het Gerechtshof Amsterdam heeft de incidentele vordering van de curator beoordeeld. Het hof oordeelt dat schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis slechts mogelijk is indien er sprake is van misbruik van executiebevoegdheid. Het hof concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat het bestreden vonnis op een juridische of feitelijke misslag berust. De curator heeft onvoldoende onderbouwd dat de tenuitvoerlegging van het vonnis een noodtoestand zou veroorzaken. Daarom wordt de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging afgewezen.

De zaak wordt terugverwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde]. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. Het arrest is gewezen door een meervoudige kamer van het hof en openbaar uitgesproken op 6 november 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[APPELLANT]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GALVAMET EUROPE B.V.,
gevestigd Westwoud, gemeente Drechterland,
APPELLANT in de hoofdzaak, EISER in het incident,
advocaat:
mr. K.A. Ceruttite Hoorn,
t e g e n
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te Westwoud, gemeente Drechterland,
GEÏNTIMEERDE in de hoofdzaak, VERWEERDER in het incident,
advocaat:
mr. Y. Borriuste Amsterdam.
Partijen worden hierna de curator en [geïntimeerde] genoemd. De gefailleerde zal als Galvamet worden aangeduid.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

Bij dagvaarding van 23 december 2011 is de curator in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 september 2011, onder zaak- en rolnummer 124453/HA ZA 10-1028 tussen partijen gewezen (hierna: het vonnis).
Bij memorie heeft de curator van grieven gediend en bewijs aangeboden. Tevens heeft de curator op de voet van artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een incidentele vordering ingesteld tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, voor zover het de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling van de curator tot opheffing van de door hem ten laste van [geïntimeerde] gelegde beslagen betreft.
Bij memorie van antwoord in het incident heeft [geïntimeerde] verweer gevoerd, met conclusie dat het hof – kort gezegd - de incidentele vordering van de curator zal afwijzen, met veroordeling van de curator in de kosten en de nakosten van het incident, met wettelijke rente, uitvoerbaar bij voorraad.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.
IN HET INCIDENT

2.Beoordeling

2.1
Het gaat hier, samengevat en voor zover in het incident van belang, om het volgende. In eerste aanleg heeft de curator in conventie onder meer gevorderd dat voor recht zal worden verklaard dat [geïntimeerde] als bestuurder van de failliete vennootschap Galvamet aansprakelijk is voor de schulden van die vennootschap waarover [geïntimeerde] de directie voerde, voor zover de schulden niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, althans voor de schade die is ontstaan, een en ander nader op te maken bij staat. Bij het bestreden vonnis zijn deze vorderingen van de curator afgewezen, met veroordeling van de curator in de proceskosten. Voorts heeft de rechtbank de vordering van [geïntimeerde] in reconventie, tot opheffing van de door de curator gelegde conservatoire beslagen op de woning en het kantoorpand van [geïntimeerde] aan de [adres], toegewezen, met veroordeling van de curator in de proceskosten. Het bestreden vonnis is in conventie en in reconventie uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2
Ter onderbouwing van zijn incidentele vordering heeft de curator – kort gezegd - aangevoerd dat tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis tot een restitutierisico zal leiden, omdat [geïntimeerde] voornemens zou zijn het onverdeelde aandeel in de thans nog beslagen onroerende zaken te verkopen, althans deze met een of meerdere hypotheken te bezwaren, en er geen andere verhaalsmiddelen van [geïntimeerde] bekend zijn. De curator vermoedt dat [geïntimeerde] een eventueel verhaal op zijn aandeel in de genoemde onroerende zaken probeert te frustreren.
2.3
[geïntimeerde] heeft tegen de incidentele vordering verweer gevoerd op gronden die hierna, voor zover nodig, zullen worden weergegeven.
2.4
Het hof neemt als uitgangspunt dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis waarvan beroep slechts plaats is indien tenuitvoerlegging misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Een dergelijk misbruik zal aan de orde zijn indien de executant, mede gelet op de – voor hem kenbare – belangen van de veroordeelde die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij het gebruikmaken van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Hiervan kan met name sprake zijn indien het vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, of indien na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten meebrengen dat de executie van het vonnis klaarblijkelijk een noodtoestand zou doen ontstaan voor degene te wiens laste het vonnis ten uitvoer wordt gelegd. Daarbij behoort de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing te blijven.
2.5
Gesteld noch gebleken is dat het bestreden vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust. De curator heeft voorts niet, althans onvoldoende concreet onderbouwd dat als gevolg van na het vonnis opgekomen omstandigheden, de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis klaarblijkelijk een noodtoestand bij hem zal doen ontstaan. Dat sprake is van een zodanig restitutierisico, dat dit de schorsing van de tenuitvoerlegging rechtvaardigt, is onvoldoende concreet gesteld en onderbouwd noch gebleken. Uit het voorgaande volgt dat de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis voor wat betreft de opheffing van het beslag zal worden afgewezen.
2.6
De curator zal, als de in het ongelijk gestelde partij, bij het eindarrest worden verwezen in de kosten van dit incident. Gelet hierop, ziet het hof geen aanleiding de curator te verwijzen in de nakosten.
2.7
In de hoofdzaak zal de zaak naar de rol worden verwezen voor het nemen van een memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde].

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan totdat in de hoofdzaak eindarrest zal worden gewezen;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 18 december 2012 voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, J.E. Molenaar en C. Uriot en op 6 november 2012 in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.