ECLI:NL:HR:2015:3604

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
14/05236, 15/01013
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof inzake verschoningsrecht in belastingzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van appellanten tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een geschil over de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, dat is ingesteld tegen het proces-verbaal van de zitting van 9 september 2014 en de uitspraak van het Hof van 3 februari 2015. De appellanten, die de erfgenamen zijn van [A], hebben beroep ingesteld tegen de beslissing van het Hof dat hen geen beroep op het verschoningsrecht toekomt. De Hoge Raad heeft op 18 december 2015 uitspraak gedaan en het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat appellanten niet behoren tot de in artikel 28 AWR genoemde personen die bevoegd zijn om beroep in cassatie in te stellen. De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft in zijn conclusies op 29 april 2015 en 21 augustus 2015 geadviseerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en is aan het proces-verbaal van de zitting gehecht.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nrs. 14/05236 en 15/01013
18 december 2015
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[I] en [J](hierna: appellanten) tegen het proces-verbaal van de op 9 september 2014 gehouden zitting van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, voor zover daarin als beslissing van het Hof is weergegeven dat appellanten geen beroep op het verschoningsrecht toekomt, en op het beroep in cassatie van appellanten tegen de uitspraak van dat Gerechtshof van 3 februari 2015, nrs. 13/00748 t/m 13/00760, voor zover daarin hetzelfde oordeel is opgenomen. Het proces-verbaal van de zitting van het Hof en de uitspraak van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Appellanten hebben tegen het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van 9 september 2014 beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De erfgenamen van [A] , gewoond hebbende te [Z] , (hierna: de erven), alsmede de Staatssecretaris van Financiën hebben schriftelijk gereageerd.
Appellanten hebben de zaak mondeling doen toelichten door [CC] , advocaat te Den Haag.
De erven hebben de zaak mondeling doen toelichten door [B] , advocaat te Nijmegen.
De Staatssecretaris heeft de zaak mondeling doen toelichten door [L] , advocaat te Den Haag.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 29 april 2015 geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep in cassatie.
Appellanten hebben schriftelijk op de conclusie gereageerd.
Appellanten hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De erven hebben een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een zienswijze ingediend.
Appellanten hebben een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 21 augustus 2015 geconcludeerd tot niet‑ontvankelijkverklaring van het beroep in cassatie.
Appellanten, de Staatssecretaris en de erven hebben schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Inzake geschillen betreffende de heffing van belastingen kan beroep in cassatie naar luid van artikel 28 AWR worden ingesteld door de belanghebbende die bevoegd was hoger beroep in te stellen en door de Minister. Het moet ervoor worden gehouden dat de wetgever heeft beoogd met deze bepaling een uitputtende aanduiding te geven van degenen voor wie dit rechtsmiddel openstaat. Appellanten behoren niet tot de in artikel 28 AWR genoemde personen. Daarom dient dit beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, M.A. Fierstra, Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2015.