ECLI:NL:HR:2015:3587

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
15 december 2015
Zaaknummer
15/00455
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting en boetebeschikkingen

In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2014, waarin het hoger beroep van belanghebbende, [X] B.V., tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank te Leeuwarden werd behandeld. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de omzetbelasting voor de tijdvakken van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 en van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004, alsook de daarbij opgelegde boetes en beschikkingen inzake heffingsrente.

De Hoge Raad heeft de middelen van de Staatssecretaris beoordeeld, maar deze konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de middelen niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 980 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een griffierecht van € 497 geheven van de Staatssecretaris. Het arrest is openbaar uitgesproken op 18 december 2015 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

18 december 2015
Nr. 15/00455
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 23 december 2014, nrs. 12/00343 en 12/00344, op het hoger beroep van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank te Leeuwarden (nrs. AWB 09/1869 en 10/1064) betreffende de aan belanghebbende over de tijdvakken 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 en 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 980 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2015.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 497.