ECLI:NL:HR:2015:3470

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 december 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
15/03693
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag parkeerbelasting gemeente Den Haag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Den Haag, opgelegd aan de belanghebbende. De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 12 september 2015 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. De belanghebbende heeft echter het griffierecht niet voldaan. Op 14 oktober 2015 heeft de griffier de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. In een brief van 22 oktober 2015 heeft de belanghebbende een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar dit beroep is na de gestelde termijn ingediend. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de belanghebbende niet in verzuim is geweest en dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

4 december 2015
Nr. 15/03693
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 1 juli 2015, nr. BK‑13/01751, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Den Haag.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 12 september 2015, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven postbusadres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 14 oktober 2015, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL eveneens is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven postbusadres, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald.
Bij brief van 22 oktober 2015 heeft belanghebbende onder meer een beroep op betalingsonmacht gedaan. Nu dit beroep bij de Hoge Raad na afloop van de in de brief van 12 september 2015 gestelde betalingstermijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht (vgl. HR 20 februari 2015, nr. 14/05176, ECLI:NL:HR:2015:354, BNB 2015/197). Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 22 oktober 2015 voor het overige aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2015.