ECLI:NL:HR:2015:3468

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 december 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
15/03117
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van [X] B.V. tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake voorlopige aanslag vennootschapsbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, die betrekking heeft op een voorlopige aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2008. De uitspraak van het Gerechtshof was gewezen op 28 mei 2015, onder nummer 14/00562. Dit cassatieberoep volgt op een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 23 mei 2014, waarin het Gerechtshof te Arnhem werd verzocht om de zaak opnieuw te behandelen na vernietiging van een eerdere uitspraak. De belanghebbende, [X] B.V., heeft in cassatie twee klachten ingediend tegen het oordeel van het Gerechtshof.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van [X] B.V. geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is gedaan door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 4 december 2015.

Uitspraak

4 december 2015
Nr. 15/03117
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's-Hertogenboschvan 28 mei 2015, nr. 14/00562, betreffende een aan belanghebbende voor het jaar 2008 opgelegde voorlopige aanslag in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1. Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem (nr. 11/00501) is op het beroep van de Staatssecretaris van Financiën bij arrest van de Hoge Raad van 23 mei 2014, nr. 13/00280, ECLI:NL:HR:2014:1092, BNB 2014/174, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2. Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs oordeel beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2015.