ECLI:NL:HR:2015:3350

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
13/04418
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in een strafzaak betreffende mensenhandel met betrekking tot ontvankelijkheid van de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een verdachte die in cassatie is gegaan tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin hij was vrijgesproken van mensenhandel, zoals omschreven in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De Advocaat-Generaal bij het Hof, A.J. Machielse, heeft in zijn schriftuur een middel van cassatie voorgesteld, waarbij hij heeft geconcludeerd tot vernietiging van de vrijspraken en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet tijdig door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft ingediend, waardoor niet is voldaan aan de wettelijke vereisten. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn beroep. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Gerechtshof vernietigd, maar uitsluitend voor zover het de beslissingen betreft ter zake van de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor ontvankelijkheid in cassatie benadrukt en de rol van de Advocaat-Generaal in cassatieprocedures onderstreept. De uitspraak bevestigt dat een tijdige indiening van middelen van cassatie essentieel is voor de ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep.

Uitspraak

24 november 2015
Strafkamer
nr. S 13/04418
ABO/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 september 2013, nummer 22/001264-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.

1.Geding in cassatie

De beroepen zijn ingesteld door de verdachte en de Advocaat-Generaal bij het Hof.
Namens de verdachte zijn geen middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de vrijspraken van het onder 1 en 3 tenlastegelegde betreft en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het door de verdachte ingestelde beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3. Beoordeling van het door de Advocaat-Generaal bij het Hof voorgestelde middel

3.1.
Het middel komt met diverse klachten op tegen de door het Hof gegeven vrijspraak van het aan de verdachte onder 1 en 3 tenlastegelegde.
3.2.
Op gronden die zijn vermeld in het heden uitgesproken arrest in de zaak 13/04569 (ECLI:NL:HR:2015:3309) is het middel terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep;
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ter zake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde en de strafoplegging op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 november 2015.