Uitspraak
1.Geding in cassatie
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het door de verdachte ingestelde beroep
3. Beoordeling van het door de Advocaat-Generaal bij het Hof voorgestelde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
24 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een verdachte die in cassatie is gegaan tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin hij was vrijgesproken van mensenhandel, zoals omschreven in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De Advocaat-Generaal bij het Hof, A.J. Machielse, heeft in zijn schriftuur een middel van cassatie voorgesteld, waarbij hij heeft geconcludeerd tot vernietiging van de vrijspraken en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet tijdig door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft ingediend, waardoor niet is voldaan aan de wettelijke vereisten. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn beroep. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Gerechtshof vernietigd, maar uitsluitend voor zover het de beslissingen betreft ter zake van de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor ontvankelijkheid in cassatie benadrukt en de rol van de Advocaat-Generaal in cassatieprocedures onderstreept. De uitspraak bevestigt dat een tijdige indiening van middelen van cassatie essentieel is voor de ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep.