ECLI:NL:HR:2015:3060

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015
Zaaknummer
14/02603
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen voorwerpen en vermindering van de gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1974, was betrokken bij een organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven, waaronder het opzettelijk vervalsen van betaalpassen en diefstal door middel van een valse sleutel. Het Hof had eerder beslist tot onttrekking aan het verkeer van bepaalde inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder een kaartlezer en randapparatuur, op basis van de stelling dat het ongecontroleerde bezit van deze goederen in strijd was met het algemeen belang. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom deze voorwerpen als een gezamenlijkheid moesten worden opgevat en dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd was met het algemeen belang. Hierdoor vernietigde de Hoge Raad de beslissing van het Hof met betrekking tot de onttrekking aan het verkeer van deze voorwerpen.

Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Dit leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van dertig maanden naar negenentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige en bevestigt de beslissing tot vermindering van de straf, maar vernietigt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door lagere rechters bij beslissingen die ingrijpen in de rechten van verdachten.

Uitspraak

13 oktober 2015
Strafkamer
nr. S 14/02603
EC/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 13 februari 2014, nummer 22/001757-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.W.E. Luiten, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch alleen voor zover het Hof daarin de onttrekking aan het verkeer heeft bevolen van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen en wat betreft de strafoplegging, te dien aanzien tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het tweede en het derde middel

2.1.
De middelen komen op tegen 's Hofs beslissing tot onttrekking aan het verkeer. Zij lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
2.2.
Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 10-605005-08 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 01 december 2007 tot en met 01 september 2008 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie die gevormd werd door hem, verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten meermalen:
- opzettelijk valselijk opmaken en/of vervalsen van betaalpassen, en
- opzettelijk gebruikmaken en/of voorhanden hebben van valse betaalpassen, en
- voorhanden hebben van een voorwerp, wetende dat dit voorwerp bestemd is tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, omschreven misdrijf, en
- medeplegen van diefstal door middel van een valse sleutel,
terwijl hij, verdachte, van deze organisatie leider was."
2.3.
De bestreden uitspraak houdt het volgende in:
"Beslag
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze vermeld zijn op de in het dossier gevoegde beslaglijst van 24 januari 2012, beslist het hof als volgt.
De voorwerpen zoals genoemd onder de nummers 3, 4 en 6 op de beslaglijst, een kaartlezer aangetroffen in de woning aan de [a-straat 1] , randapparatuur aangetroffen in de woning aan de [a-straat 1] , en randapparatuur aangetroffen in de woning in Tilburg, kunnen worden gezien als een gezamenlijkheid van goederen die tezamen geschikt zijn om te kunnen dienen tot het begaan van feiten soortgelijk aan het onder parketnummer 10-605005-08 bewezen verklaarde feit. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met het algemeen belang. Deze voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.
(...)
Beslissing
(...)
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- kaartlezer
- randapparatuur Sitecom MD-205
- papier met hoeveelheden getankt
- randapparatuur, zwart
- randapparatuur, Sitecom MD-205 vi 002."
2.4.
Zonder nadere motivering, die in de bestreden uitspraak ontbreekt, is niet begrijpelijk het oordeel van het Hof dat de als een gezamenlijkheid van voorwerpen opgevatte goederen en de andere in de beslissing van het Hof vermelde goederen, waarvan het Hof de onttrekking aan het verkeer heeft bevolen, van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. De middelen klagen daarover terecht.

3.Beoordeling van het eerste middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarbij de onttrekking aan het verkeer is bevolen van inbeslaggenomen voorwerpen en wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert de duur van de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze negenentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 oktober 2015.