Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
2 oktober 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser], handelende onder de naam [A], tegen [verweerder 1] en [verweerster 2]. De zaak betreft een geschil over de contractsoverneming van een merklicentie en de vraag of voldaan is aan het akte-vereiste van artikel 6:159 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam, waar het vonnis en het arrest zijn gewezen. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders en M.V. Polak, en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.