Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
29 september 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een klaagschrift ingediend door een klager, geboren in 1973, tegen het beslag dat was gelegd op vier personenauto's. De klager was verdacht van witwassen van gelden die van misdrijf afkomstig waren. De Rechtbank had het klaagschrift gegrond verklaard, maar de Hoge Raad oordeelt dat de motivering van de Rechtbank onvoldoende was. De Rechtbank had moeten onderzoeken of de voortzetting van het beslag op de auto's in overeenstemming was met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De Hoge Raad herhaalt eerdere overwegingen uit een eerdere uitspraak en concludeert dat de Rechtbank haar oordeel niet voldoende heeft gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en wijst de zaak terug naar de Rechtbank Oost-Brabant voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.