ECLI:NL:HR:2018:947

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
16/00602
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de behoorlijke oproeping van klager in beslagzaken ex art. 94a Sv

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 22 december 2015, met nummer RK 12/2372. Het betreft een klaagschrift ingediend door klager, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door zijn advocaat R.J. Baumgardt. De zaak draait om de vraag of de oproeping van klager voor de raadkamerbehandeling van het klaagschrift op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, conform de eisen van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad heeft op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep in cassatie is verworpen.

De Hoge Raad overweegt dat noch uit artikel 23 Sv, noch uit artikel 552a Sv blijkt dat de oproeping aan klager moet worden betekend. De opvatting dat een behoorlijke oproeping niet kan worden vastgesteld indien deze niet ook is verzonden naar het GBA-adres van klager, vindt geen steun in het recht. Indien klager heeft aangegeven een postadres te willen hanteren, kan de oproeping volstaan met toezending aan het door hem opgegeven adres. De Hoge Raad concludeert dat klager op de juiste wijze is opgeroepen en dat het afschrift van de oproeping naar het juiste adres van de raadsman is verzonden.

De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgt deze conclusie. De beslissing van de Hoge Raad is genomen door vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

19 juni 2018
Strafkamer
nr. S 16/00602 B
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 22 december 2015, nummer RK 12/2372, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 juni 2018.