Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
22 september 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 17 juni 2014 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1962. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse. In de schriftuur die aan het arrest is gehecht, is een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 22 september 2015 het beroep verworpen, waarmee het arrest van het Gerechtshof in stand blijft.
De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.C. Rusche.