ECLI:NL:HR:2015:2742

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2015
Publicatiedatum
18 september 2015
Zaaknummer
14/03214
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over exoneratieclausule in overeenkomst van opdracht tussen PricewaterhouseCoopers en verweerster

In deze zaak heeft PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (hierna: PWC) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest, gedateerd 25 maart 2014, was een vervolg op een eerder arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2012. De zaak betreft een overeenkomst van opdracht waarbij PWC als bindend adviseur optrad. De centrale vraag in deze cassatieprocedure was of een beroep op een exoneratieclausule in deze overeenkomst onaanvaardbaar was. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van PWC niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van PWC verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op een totaal van € 4.829,34. Deze uitspraak is gedaan op 18 september 2015 en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

18 september 2015
Eerste Kamer
14/03214
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
PRICEWATERHOUSECOOPERS ACCOUNTANTS N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. J.W.H. van Wijk en mr. S.M. Kingma.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als PWC en [verweerster].

1.Het geding

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 15 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW0727, NJ 2015/155.
b. het arrest in de zaak 200.118.036/01 van het gerechtshof Den Haag van 25 maart 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het tweede geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft PWC beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor PWC mede door mr. B.F.L.M. Schim.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van PWC heeft bij brief van 12 juni 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt PWC in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 2.629,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
18 september 2015.