Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
15 september 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gedateerd 9 oktober 2013, met nummer 20/003809-12. De verdachte, geboren in 1980, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. E.E.W.J. Maessen uit Maastricht. In de schriftuur die aan het arrest is gehecht, is een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal, E.J. Hofstee, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat een nadere motivering niet nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 15 september 2015 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de toepassing van artikel 81 RO in cassatiezaken verduidelijkt.