ECLI:NL:HR:2015:2530

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2015
Publicatiedatum
11 september 2015
Zaaknummer
14/03813
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontvankelijkheid en vernietigbaarheid van overeenkomst wegens geestelijke stoornis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eisers tot cassatie, [eiser 1] en [eiser 2], hebben beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin de vraag aan de orde was of een overeenkomst vernietigbaar was wegens een geestelijke stoornis, zoals bedoeld in artikel 3:34 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken en concludeert dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan door de raadsheren van de Eerste Kamer, waarbij de voorzitter A.M.J. van Buchem-Spapens was.

Uitspraak

11 september 2015
Eerste Kamer
14/03813
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
2. [eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.U. Juchter van Bergen Quast,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 351991 / HA ZA 10-1154 van de rechtbank Rotterdam van 14 maart 2012;
b. het arrest in de zaak 200.107.442/01 van het gerechtshof Den Haag van 4 februari 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en de herstelexploten zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 17 juni 2015 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J. Wortel op
11 september 2015.