Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
3 Slotsom
4 Beslissing
6 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen, gepleegd op of omstreeks 12 januari 1996. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. M. Berndsen, advocaat te Utrecht. De Advocaat-Generaal G. Knigge concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie in de vervolging.
De Hoge Raad oordeelde dat de aanzegging van de vervolging op 12 juli 2013 aan de verdachte was betekend, maar dat er gedurende twaalf jaren voorafgaand aan deze aanzegging geen enkele daad van vervolging was verricht. Dit leidde tot de conclusie dat de verjaringstermijn, zoals bepaald in artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht, was verstreken. Hierdoor was het recht tot strafvordering vervallen.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, behoudens voor zover het vonnis van de Politierechter in de rechtbank was vernietigd, en verklaarde de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk in de vervolging. Dit arrest benadrukt het belang van de verjaring in het strafrecht en de gevolgen daarvan voor de vervolging van verdachten.