ECLI:NL:HR:2015:2

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 januari 2015
Publicatiedatum
6 januari 2015
Zaaknummer
13/03049
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring in strafrechtelijke vervolging en niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen, gepleegd op of omstreeks 12 januari 1996. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. M. Berndsen, advocaat te Utrecht. De Advocaat-Generaal G. Knigge concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie in de vervolging.

De Hoge Raad oordeelde dat de aanzegging van de vervolging op 12 juli 2013 aan de verdachte was betekend, maar dat er gedurende twaalf jaren voorafgaand aan deze aanzegging geen enkele daad van vervolging was verricht. Dit leidde tot de conclusie dat de verjaringstermijn, zoals bepaald in artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht, was verstreken. Hierdoor was het recht tot strafvordering vervallen.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, behoudens voor zover het vonnis van de Politierechter in de rechtbank was vernietigd, en verklaarde de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk in de vervolging. Dit arrest benadrukt het belang van de verjaring in het strafrecht en de gevolgen daarvan voor de vervolging van verdachten.

Uitspraak

6 januari 2015
Strafkamer
nr. 13/03049
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 maart 1998, nummer 23/003629-96, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. Berndsen, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie in de vervolging.

2.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

2.1.
Bij inleidende dagvaarding is aan de verdachte – zakelijk weergegeven – tenlastegelegd diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, begaan op of omstreeks 12 januari 1996.
Het Hof heeft het tenlastegelegde bewezenverklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden.
2.2.
Het hiervoor vermelde feit is bij art. 311, eerste lid, Sr strafbaar gesteld als misdrijf waarop een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren is gesteld.
2.3.
De aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv is op 12 juli 2013 aan de verdachte betekend. Uit de stukken van het geding blijkt niet dat gedurende twaalf jaren daaraan voorafgaand enige daad van vervolging is verricht. De in art. 70, eerste lid aanhef en onder 3º, Sr bepaalde termijn van verjaring is dus verstreken, zodat het recht tot strafvordering is vervallen.

3 Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4 Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank is vernietigd;
verklaart de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 januari 2015.