Uitspraak
gevestigd te Sengenthal, Duitsland,
gevestigd te Nieuwegein,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
10 juli 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Max Bögl Bauunternehmung GmbH & Co. KG en Ballast Nedam Infra B.V. Het geschil betreft de uitleg van een boetebeding en de vraag of schadevergoeding naast een boete mogelijk is. Max Bögl, de eiseres tot cassatie, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 10 juni 2014 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof, die aan deze zaak ten grondslag liggen.
De Hoge Raad heeft de klachten van Max Bögl in het cassatiemiddel beoordeeld, maar deze kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof bevestigt.
In de beslissing heeft de Hoge Raad Max Bögl veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Ballast Nedam zijn begroot op een totaalbedrag van € 6.467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, te vermeerderen met wettelijke rente over deze bedragen vanaf veertien dagen na de datum van het arrest. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.