Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"Namens de verdachte is bepleit dat hij van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu de in de e-mail gevatte bewoordingen onvoldoende specifiek zijn om bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht op te leveren.
Het hof overweegt als volgt.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht althans zware mishandeling is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij of zij het leven zou kunnen verliezen danwel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen (vgl. HR 7 juni 2005, LJN AT3659, NJ 2005/448).
Het hof wijst in dit verband op de navolgende feiten en omstandigheden. De aangeefster was ten tijde van het delict een landelijk bekende politica. Dit houdt in dat zij met enige regelmaat in de openbaarheid trad waardoor zij een zekere, verhoogde kwetsbaarheid kreeg. Dat de verdachte bijvoorbeeld zonder al te veel moeite aan gegevens van de aangeefster heeft kunnen komen, blijkt uit het feit dat hij de e-mail direct naar het door haar gebruikte e-mailadres heeft gestuurd.
Hiernaast heeft de verdachte in de e-mail kenbaar gemaakt dat hij wist dat de aangeefster een dochter heeft, waardoor de uitingen van de verdachte niet slechts een reactie zijn op een actuele politieke kwestie, maar een meer persoonlijk gericht karakter hebben gekregen. Het hof is in het verlengde hiervan van oordeel dat de in het bericht opgenomen passage "Doe de groeten aan uw dochter... en uhm, zorg ervoor dat ze in de gaten wordt gehouden.." onmiskenbaar als bedoeling heeft bij de aangeefster het gevoel op te roepen dat de fysieke veiligheid van haar dochter in het geding was. In dit kader acht het Hof tevens van belang dat de verdachte zijn bericht begint met "Namens alle slachtoffers en doden in Irak..." en ook verder in de e-mail gebruik maakt van de wij-vorm. Door de indruk te wekken niet alleen te staan in zijn uitingen jegens de aangeefster heeft de verdachte de bedreigende aard van de e-mail versterkt. Hetzelfde geldt ten aanzien van het gebruik van bewoordingen zoals "oorlogsmisdaad jegens de mensheid" en "als u denkt dat u hiermee wegkomt". Ook het noemen van een mes gevolgd door puntjes, ook al wordt dit niet direct in relatie gebracht met een handeling tegen de aangeefster, is een aspect dat de impact van de uitlatingen beïnvloedt.
Met inachtneming van het voorgaande is het hof van oordeel dat de betreffende tekst, bezien in het licht van alle omstandigheden en in onderlinge samenhang bezien, als een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht dient te worden aangemerkt."