ECLI:NL:HR:2015:1747

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
14/02738
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkgeversaansprakelijkheid en zorgplicht van de werkgever in cassatie

In deze zaak heeft Avis Budget Autoverhuur B.V. (voorheen Avis Autoverhuur B.V.) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had op 11 februari 2014 een uitspraak gedaan in een geschil dat voortvloeide uit de werkgeversaansprakelijkheid en de zorgplicht van de werkgever, zoals vastgelegd in artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Utrecht van 18 juli 2012 en 14 november 2012, en het arrest van het hof. De werknemer, die als verweerder in de zaak was betrokken, is niet verschenen. De advocaat van Avis heeft de zaak toegelicht en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt Avis in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de werknemer op nihil zijn begroot. Dit arrest is gewezen op 26 juni 2015 en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

26 juni 2015
Eerste Kamer
14/02738
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
AVIS BUDGET AUTOVERHUUR B.V.,
voorheen Avis Autoverhuur B.V.,
gevestigd te Almere,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. K. Teuben,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Avis en de werknemer.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 810630 UC EXPL 12-6914 van de kantonrechter te Utrecht van 18 juli 2012 en 14 november 2012;
b. het arrest in de zaak 200.122.130 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 februari 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft Avis beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de werknemer is verstek verleend.
De zaak is voor Avis toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Avis heeft bij brief van 7 mei 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Avis in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de werknemer begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
26 juni 2015.