Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
E.B. Rank-Berenschot strekt tot vernietiging en verwijzing.
4.Beslissing
26 juni 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 22 juli 2014, waarin de alimentatiebijdrage van de man, verweerder in cassatie, was verlaagd. De vrouw was geregistreerd partner van de man en uit hun relatie was een zoon geboren. Na de beëindiging van hun geregistreerd partnerschap was er een alimentatieverplichting vastgesteld, die in de loop der jaren meerdere keren was aangepast.
De rechtbank had in 2010 bepaald dat de man € 185,-- per maand moest betalen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. In latere beschikkingen werd deze bijdrage verhoogd, maar in de eindbeschikking van het hof werd de bijdrage voor de periode van 1 november 2012 tot 26 mei 2013 vastgesteld op € 339,-- per maand en voor de periode vanaf 26 mei 2013 op € 176,-- per maand. De vrouw verzocht het hof om de bijdrage niet met terugwerkende kracht te wijzigen, maar het hof wees dit verzoek af, wat leidde tot de cassatieprocedure.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de terugbetalingsverplichting van de vrouw in redelijkheid kon worden aanvaard. De Hoge Raad benadrukte dat bij de beoordeling van een terugbetalingsverplichting rekening moet worden gehouden met de financiële situatie van partijen en de behoefte van de minderjarige. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling en beslissing.