Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
6 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende alimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 3 april 2008, waarin de alimentatie voor de vrouw was vastgesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder de beschikking van 30 maart 2007, waarin de alimentatie eerder op nihil was vastgesteld. De man had in hoger beroep een hogere alimentatie betaald, maar het hof oordeelde dat de vrouw in redelijkheid niet kon worden gevergd het teveel ontvangen bedrag terug te betalen, omdat de alimentatie van maand tot maand zou zijn verbruikt. De Hoge Raad oordeelt echter dat deze motivering onbegrijpelijk is, aangezien de vrouw de alimentatie pas na de beschikking van het hof had ontvangen. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak om te beoordelen of de vrouw het teveel ontvangen bedrag kan terugbetalen, rekening houdend met haar verbruik van de alimentatie en de belangen van de man.