ECLI:NL:HR:2015:1738

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
15/00681
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating in de WSNP en beoordeling van goede trouw en procesorde

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoeker, die in eerste instantie een verzoek tot toelating in de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) had ingediend. Het verzoek was afgewezen door de rechtbank Limburg op 6 januari 2015, waarna verzoeker in hoger beroep ging bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof bevestigde de afwijzing op 5 februari 2015. Verzoeker heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de relevante processtukken en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman, die tot verwerping van het cassatieberoep adviseerde. De advocaat van verzoeker heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van verzoeker, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het hof in stand blijven. Deze uitspraak benadrukt het belang van goede trouw en een goede procesorde in het kader van de WSNP, en bevestigt dat niet alle klachten in cassatie leiden tot een heroverweging van de zaak.

Uitspraak

26 juni 2015
Eerste Kamer
15/00681
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/01/286014/FT RK 14-1716 van de rechtbank Limburg van 6 januari 2015;
b. het arrest in de zaak 200.162.726/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 5 februari 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullende cassatierekest zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep, met afdoening met behulp van art. 81 lid 1 RO in overweging.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 28 april 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
26 juni 2015.