3.2.Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Ik ben op 15 juli 1995 's-middags in de woning te Steensel geweest. Het was de bedoeling dat mijn echtgenote en ik in het weekeind van 15 en 16 juli 1995, in elk geval op zaterdag 15 juli 1995, naar Amsterdam zouden gaan.
U houdt mij voor dat wij in de nacht van vrijdag 14 juli 1995 op zaterdag 15 juli 1995 in het Sheratonhotel te Zaventem hebben verbleven en dat mijn echtgenote op zaterdag rond het middaguur alleen naar Amsterdam is gegaan. U vraagt mij waarom ik niet ben meegegaan.
Ik was aanvankelijk van plan om die dag naar Frankfurt te gaan, omdat ik daar naar CD-roms wilde kijken, maar het werd te laat.
Omdat het te laat was om nog naar Frankfurt te gaan, ben ik in plaats daarvan mijn kinderen gaan bezoeken.
Op de vraag of mijn echtgenote wist dat ik niet naar Frankfurt ging, antwoord ik dat ik denk dat zij nog steeds dacht dat ik naar Frankfurt zou gaan, maar ik heb er niet specifiek met haar over gesproken.
Wij zijn op zondag 16 juli 1995 vanuit Amsterdam met twee auto's teruggereden.
Het kan kloppen dat wij, mijn echtgenote en ik, omstreeks 23.00 uur in Steensel aankwamen.
Ik denk dat ik vervolgens drie uren ben gebleven.
Toen we bij het huis aankwamen, waren alle beveiligingslampen aan.
We dachten dat dit wellicht vervelend zou zijn voor de buren. Ik wilde er iets aan doen, maar toen ik ernaar had gekeken, durfde ik er uiteindelijk toch niets aan te doen. Ik durfde niets aan te raken. U vraagt mij hoe ik naar de installatie heb gekeken. Ik heb de auto achteruit gereden, zodat ik op de kofferbak kon gaan staan en de sensor kon bekijken. Ik heb de auto dus niet op de gebruikelijke plaats geparkeerd, maar onder de lamp en de sensor.
Nadat ik had besloten om de sensor niet aan te raken, heb ik de auto laten staan waar deze stond.
Op de vraag van de voorzitter of het kan zijn dat ik om 02.15 uur, in elk geval na 02.10 uur, de woning te Steensel heb verlaten, antwoord ik dat ik het precieze tijdstip niet meer weet. Ik denk dat het rond 02.00 uur is geweest. U houdt mij de verklaring voor van de getuige [getuige 1] die heeft verklaard dat om 02.10 uur de auto nog stond op het paadje waar ik naar de sensor had gekeken en u vraagt mij of dat zou kunnen kloppen.
Ja, ik denk dat om 02.10 uur het licht aanging, omdat ik vertrok en zij daarom de auto heeft kunnen zien. Ik heb de woning via de patiodeur verlaten."
2. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Op maandag 17 juli 1995, omstreeks 02.40 uur, kregen wij van het R.C.C. van de regio politie Brabant Zuid-Oost de melding om te gaan naar de [a-straat 1] te Steensel in verband met een inbraakalarm.
Op die dag omstreeks 02.46 uur kwamen wij ter plaatse bij perceel [a-straat 1] te Steensel. Wij zagen dat het perceel voornoemd een praktijkruimte was, die naar later bleek deel uitmaakte van een woonhuis. Wij zagen dat voor deze praktijkruimte een personenauto stond geparkeerd.
Ik, [verbalisant 1], zag dat de personenauto, merk Jaguar was voorzien van een Engels kenteken. Ik, [verbalisant 1], ben toen uitgestapt en heb de garagedeuren, de toegangsdeur van de praktijkruimte en de ramen van de praktijkruimte gecontroleerd op braaksporen. Vervolgens ben ik rechts om de woning gelopen in de richting van de [b-straat]. Ik heb de woning gecontroleerd tot ongeveer halverwege de zijgevel, tot aan de bosschages. Ik heb hierbij geen bijzonderheden aangetroffen. Alle ramen en deuren waren afgesloten. Nadat ik, [verbalisant 1], de buitenzijde van de praktijkruimte en de rechterzijde van het woonhuis had gecontroleerd, zag ik, dat een mij onbekende man naar mij kwam toegelopen. Ik zag dat die man kwam gelopen vanuit de [b-straat] en in de richting van de voorzijde van het pand [1] kwam gelopen. Ik bevond mij toen op de hoek van de voorgevel met de rechterzijgevel. Deze man deelde mij mede dat hij de sleuteldrager was van het pand op de [a-straat 1] in Steensel. Hij vertelde mij dat hij de sleutel had van het pand en dat zijn vrouw de afmeldcode kende. Ik zag dat achter die man een vrouw kwam aanlopen en dat de man naar die vrouw wees. De man deelde mij mede dat hij hier vlakbij woonde.
De man vroeg mij of er iets te zien was en of hij naar binnen kon gaan.
Ik deelde hem mede dat er geen braaksporen waren aangetroffen en dat hij naar binnen kon gaan. In de naaste omgeving hebben wij, verbalisanten geen andere personen zien lopen of rijdende voertuigen gezien.
Wij zijn omstreeks 3 à 4 minuten ter plaatse geweest en omstreeks 02.50 uur die dag weer vertrokken."
3. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een of meer van hen:
"Op 17 juli 1995, omstreeks 03.47 uur, kregen wij het bericht te gaan naar het adres [a-straat 1] te Steensel, gemeente Eersel, alwaar een brand in een leegstaande woning zou zijn. Wij reden toen in de omgeving van de Markt in Eersel. Onderweg naar het opgegeven adres, passeerden wij een brandweervoertuig.
Wij zijn hierop onmiddellijk ter plaatse gegaan. Omstreeks 03.49 uur, arriveerden wij ter plaatse. Wij zagen dat rook onder de kap van het dak van de woning uitsloeg. Wij zagen over de gehele breedte van het dak rook. Wij roken brandlucht. Wij zagen dat aan de voorgevel van een schoonheidssalon, welke aan het pand grenst, een flitslamp brandde. Kennelijk was het een flitslamp van een alarminstallatie. Voor het pand zagen wij een personenauto staan, merk Jaguar, met het engelse kenteken [AA-00-BB]. Wij vernamen van twee omstanders die voor het pand aanwezig waren, dat de nieuwe bewoners van het huis de bezitters waren van voornoemde auto.
Ik, verbalisant [verbalisant 2], liep vanaf de voordeur tegen de klokrichting in naar de andere zijde van het pand, teneinde een deur of poort te zoeken, waardoor het pand betreden zou kunnen worden. Ik, verbalisant, [verbalisant 2], kon geen deur, dan wel poort tot de achterplaats vinden. Aan die zijde van het pand waren geen personen of voertuigen aanwezig.
Op 17 juli 1995, omstreeks 03.51 uur, arriveerde de gemeentelijke brandweer. Ik, [verbalisant 2], gaf aan de brandweer door dat er mogelijk personen in het pand aanwezig waren. Door de brandweer werd direct de glasruit naast de toegangsdeur aan de voorzijde van het pand geforceerd en werd het pand door de brandweer betreden met persluchtapparatuur.
Enkele minuten later, omstreeks 03.55 uur, werd het lichaam van de later te noemen in leven genaamd zijnde vrouw [slachtoffer], door personeel van de brandweer via de toegangsdeur aan de voorzijde van de schoonheidssalon naar buiten gedragen. Ik, verbalisant, [verbalisant 2], zag dat haar voorhoofd, met name haar mond en neus zwart waren.
Omstreeks 04.02 uur werd door de brandweercommandant het sein "brand meester" gegeven.
Ter assistentie gekomen ambulancecollegae van de GG en GD te Eindhoven, die omstreeks 04.20 uur arriveerden, hebben de vrouw verder onderzocht. Volgens alle betrokken hulpverleners was verder reanimeren niet hoopvol, waarna ik, verbalisant [verbalisant 2], een arts heb laten waarschuwen.
Op 17 juli 1995 te 04.37 uur werd door arts Zwagers te Eersel de dood van de vrouw geconstateerd.
Ik, verbalisant [verbalisant 2], heb het stoffelijk overschot van de vrouw op 17 juli 1995 te 04.37 uur voor het bedoelde pand ten behoeve van het onderzoek in beslag genomen.
Op 17 juli 1995 te 04.38 uur, gaf [verbalisant 3], hoofdinspecteur van regiopolitie Brabant Zuid Oost, hulpofficier van justitie, toestemming het lichaam over te brengen naar het St. Josephziekenhuis te Veldhoven. Omstreeks 05.00 uur hebben wij, verbalisanten, samen met het personeel van de Technische Recherche van de genoemde politieregio het bedoelde pand doorzocht. De door ons met de technische recherche aangetroffen situatie is door hen vastgelegd en verwoord in het door de collegae opgemaakt proces-verbaal.
Tijdens het onderzoek overhandigde het technische recherche personeel mij, verbalisant [verbalisant 2], bescheiden die door hen waren aangetroffen in een tas die zich in een koffer bevond welke zich op de slaapkamer aan de zijde van de [b-straat] lag. Uit de bescheiden bleek dat het slachtoffer in leven genaamd was: [slachtoffer], Britse nationaliteit, geboren te [geboorteplaats] (Cyprus) op [geboortedatum] 1963, wonende [woonplaats]."
4. een akte van overlijden betreffende [slachtoffer], voor zover inhoudende:
"Overledene: [slachtoffer]
Plaats van geboorte: [geboorteplaats], Cyprus
Dag van geboorte: [geboortedatum] 1963
Dag van overlijden: 17 juli 1995
Plaats van overlijden: Eersel."
5. een rapport van het Gerechtelijk Laboratorium, opgemaakt door dr. R. Visser, arts en patholoog, voor zover inhoudende:
"Op 18 juli 1995 heb ik ingevolge mondelinge opdracht van de Officier van Justitie te 's-Hertogenbosch, als beëdigd deskundige, in het St. Joseph Ziekenhuis te Veldhoven, de uit- en inwendige schouwing verricht van het lijk van: [slachtoffer], geboren te Cyprus op [geboortedatum] 1963, gewoond hebbende te Steensel en dood aangetroffen te Steensel op 17 juli 1995 te omstreeks 04.15 uur, ten einde na te gaan de oorzaak van haar dood en hetgeen verder van belang mocht blijken.
Het lijk van [slachtoffer] voornoemd, werd mij deskundige aangewezen en daarna overhandigd door [verbalisant 4], hoofdagent-rechercheur van de regiopolitie Brabant Zuid Oost en na gedane schouwing aan genoemde [verbalisant 4] teruggegeven.
Uitwendige schouwing:
1. De huidskleur was bleek en de huid was over grotere oppervlakken met roetachtig (donkergekleurd) materiaal bedekt, met name aan de rechterzijde van de hals, armen benen en de rugzijde.
Er waren uitgebreide ontvellingen met donkerrode verkleuring van de ondergelegen huid van het gelaat, bovenzijde schouders, rugzijde, beide armen en beide bovenbenen.
2. Het bindvlies van de oogleden was licht dooraderd en er werd enig roetachtig materiaal aangetroffen.
In de neus werd enig zwartgekleurd roetachtig materiaal aangetroffen.
3. De armen en benen bevatten uitgebreide donkerrode verkleuringen en ontvellingen en perkamentachtige veranderingen.
4. Letsels: er waren meerdere oppervlakkige huidbeschadigingen en huidloslating met donkerrode verkleuring van de huid ter plaatse aan het voorhoofd, neusrug, wangen, bovenlip, bovenzijde beide schouders, armen, bovenbenen, en aan de rugzijde. Er waren donkerrode verkleuringen (huidkneuzingen) onder de linker knieschijf en aan de rechts zijwaartse zijde van de rechter knieschijf (driemaal, diameter variërend van 7 mm. tot 18 mm.)
7. De luchtpijp bevatte tamelijk veel zwart korrelig materiaal (roet?). De slijmvliezen waren deels met zwart korrelig materiaal bedekt.
De tong was uitwendig en op doorsnede zonder afwijkingen en het oppervlak was ten dele met zwart korrelig materiaal (roet?) bedekt.
14. Schedelhuid: er werden twee helderrode bloeduitstortingen gezien aan de bovenzijde van het hoofd.
Samenvatting:
Bij het onderzoek op het lijk van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1963, is het navolgende gebleken:
A. Lijk van een jonge vrouw met roetachtig materiaal op grotere oppervlakken van het lichaam en op meerdere plaatsen huidloslating (passend bij tweede graadsverbranding): gelaat, schouders, rug, armen en bovenbenen
(1, 2, 3)
B. Opvallend rode organen (verenigbaar met koolmonoxidevergiftiging) zie ook sub H
C. Veel roetachtig materiaal op de slijmvliezen van de tong, luchtwegen en in de maag (7, 8, 11)
D. Twee recente bloeduitstortingen aan de bovenzijde van het hoofd (14)
H. In het bloed werd alcohol aangetoond in concentraties die passen bij recreatief alcoholgebruik. Tevens werd er in het bloed een percentage carboxyhemoglobine aangetoond (aan koolmonoxyde gebonden hemoglobine) passend bij de inademing van een dodelijke hoeveelheid koolmonoxyde.
Volgens verkregen informatie zou het slachtoffer, na een brandmelding door de brandweer, levenloos zijn aangetroffen in de slaapkamer. Er zou sterke rookontwikkeling zijn geweest. Bij sectie was een groot deel van het lichaamsoppervlak geblakerd c.q. oppervlakkig verbrand (sub A). De organen waren opvallend rood van kleur, hetgeen verenigbaar is met koolmonoxyde-vergiftiging. Deze bevinding werd bevestigd middels laboratoriumonderzoek (sub H). De sub C. genoemde aanwezigheid van roet in de slijmvliezen van de luchtwegen wijzen erop dat het slachtoffer ten tijde van de brand heeft geademd.
Er werden (sub D) twee bloeduitstortingen aan de bovenzijde van het hoofd aangetroffen. Deze bevindingen werden opgeleverd door inwerking van uitwendig mechanisch stomp geweld aan het hoofd, zoals ontstaan kan zijn door slaan, stoten en/of vallen.
Het intreden van de dood kan zonder meer worden verklaard door de bij de sectie gebleken rookgasvergiftiging.
Een andere mechanisch dan wel ziekelijk bepaalde orgaanafwijking, die ten aanzien van het intreden van de dood van betekenis geweest zou kunnen zijn, is bij sectie niet gebleken.
Conclusie
Bij [slachtoffer], oud 32 jaar, was het intreden van de dood veroorzaakt door bij sectie en laboratoriumonderzoek gebleken rookgasvergiftiging."
6. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Door ons verbalisanten werd op woensdag 19 juli 1995, omstreeks 11.00 uur, in het Sint Josephziekenhuis te Veldhoven het levenloze lichaam getoond van de in leven genaamd zijnde:
[slachtoffer]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
gewoond hebbende te Steensel, [a-straat 1],
aan de vader en de broer van de overledene.
De broer is volledig genaamd:
[betrokkene 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966
wonende te [woonplaats].
De vader is volledig genaamd:
[betrokkene 2],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1936,
wonende te [woonplaats].
Wij konden ons goed begrijpelijk verstaanbaar maken met genoemde broer en vader van het slachtoffer in de Engelse taal. Beiden verklaarden ten overstaan van ons dat het getoonde lichaam door hen herkend werd als dat van bovengenoemde dochter en zus, in leven genaamd [slachtoffer]."
7. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 17 juli 1995 werd, ieder voor zover zijn bevindingen betreft, door ons, een technisch onderzoek naar sporen ingesteld. De bewoonster kwam bij deze brand om het leven.
Het slachtoffer was genaamd: [slachtoffer], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963.
Op 17 juli 1995 omstreeks 02.38 uur kwam vanuit perceel [a-straat 1] te Steensel, bij de alarmcentrale een automatische sabotagemelding van zone 6 binnen. Zone 6 betreft de sensor in de ouderslaapkamer op de eerste verdieping. De sensor was voorzien van een sabotagelus en gaf bij een onderbreking (sabotage) automatisch een melding naar de centrale te Geldrop. Deze sabotagemelding werkt zowel bij een in- of uitgeschakelde installatie. De sabotagemelding werd door de alarmcentrale Geldrop direct doorgegeven aan de regionale meldkamer van de politie te Eindhoven, die daarop de nodige maatregelen trof.
Op 17 juli 1995 omstreeks 03.41 uur werd door een getuige gemeld dat er rook onder het dak uit kwam van het genoemde perceel.
Door personeel van de brandweer werd het slachtoffer op de vloer van de garderobekamer aangetroffen.
Perceel [a-straat 1] te Steensel betreft een woning met aangebouwd bedrijfspand. Bij het door ons ter plaatse ingestelde onderzoek zagen wij dat de brandweer de woning reeds had betreden in verband met blus- en reddingswerkzaamheden. Volgens de brandweer en de ter plaatse gearriveerde politie waren, bij hun komst ter plaatse, alle deuren en ramen op de begane grond afgesloten. Door de brandweer werd naast de voordeur een ruit vernield, waardoor zij de toegang tot het pand verkregen. Volgens informatie van de brandweer was de voordeur middels twee kanonsloten afgesloten geweest. Dat de voordeur middels kanonsloten was afgesloten bleek ook na de alarmmelding van 02.38 uur. De gealarmeerde sleutelhouder kon met de sleutel de voordeur niet openen. Door ons werden aan het hang en sluitwerk van ramen en deuren, geen sporen van braak aangetroffen.
Wij zagen dat de brand had gewoed in de ouderslaapkamer. Door zuurstofgebrek is het vuur gedoofd. Wij zagen dat het nog niet verbrande gedeelte van de slaapkamer, de badkamer, en de garderobekamer sterk beroet waren.
Sterke roetvorming ontstaat ook bij onvolledige verbranding, zoals bij zuurstofgebrek.
Aan de hand van inbrandingen c.q. roetvorming in de sluitnaden en op de deuren, zagen wij dat de deur tussen de slaapkamer en de badkamer ten tijde van de brand, open had gestaan en dat de toegangsdeuren vanaf de overloop naar de badkamer en de slaapkamer gesloten waren geweest.
De slaapkamer en de garderobekamer hadden een open verbinding met elkaar. De ramen van de slaapkamer en de badkamer waren eveneens gesloten. De ramen op de garderobekamer konden niet worden geopend. Diverse ruiten waren door de hitte gebarsten en hadden een grof craquelé beeld gekregen.
Bij onderzoek van de deur naar het balkon zagen wij dat de tochtrubbers in de sluitnaden niet door vuur waren aangetast.
De wijze waarop de inbranding c.q. roetvorming bij de sluitnaden en kanonsloten aanwezig waren en het feit dat de kopse kant van de deur en de afdichtrubbers niet door vuur waren aangetast, wees erop dat de balkondeur, tijdens de brand, dicht, doch niet afgesloten was geweest.
Het plafond van de slaapkamer bestond uit een verlaagd houten schrootjesplafond met daarin enkele inbouw verlichtingspots. Wij zagen dat het houten plafond voornamelijk boven het bed gedeeltelijk was ingebrand. Op de overige plaatsen was het plafond sterk beroet. Tegen de wand tussen de slaapkamer en vide/garderobe stonden twee eenpersoonsbedden. Het verhoogde schot bij het hoofdeinde stond tegen de wand. De bedden bestonden uit een houten frame waarin een houten bak was gemonteerd.
Tussen de brandresten van de bedden werden door ons geen resten aangetroffen van een laken, hoofdkussens, deken of dekbed. Wel zagen wij op de vloer ter hoogte van het voeteneind van het linkerbed, het bed dat aan de zijde van het balkon stond, een gedeeltelijk verbrand dekbed liggen.
Tussen dit bouwpakket, hoofdkussen en de scharnierzijde van de openstaande deur zagen wij een blauwe kunststof fles staan met het opschrift "brandspiritus". Het zegel op de afsluitdop van het etiket was tweetalig, Frans en Nederlands.
Op de vloer van de slaapkamer, voor de deuropening naar de badkamer, zagen wij op twee plaatsen de resten liggen van kunststofflessen. Deze kunststofflessen waren beide gesmolten en waren door de hitte vastgehecht aan de vloerbedekking. Eén van de flessen was oorspronkelijk transparant en de andere was lichtgeel. De vorm van de aangetroffen gesmolten resten duidde erop dat de flessen, voor de inwerking van de hitte, recht op de vloer en zonder afsluitdop, moeten hebben gestaan.
In de nabijheid van de gesmolten kunststof flessen zagen wij op de vloer van de slaapkamer, voor de stenen dorpel naar de badkamer, een gedeeltelijk gesmolten, kunststof flessendop liggen. Deze zwartkleurige dop was door de hitte vastgehecht aan de vloerbedekking en was vermoedelijk afkomstig van de lichtgele gesmolten kunststof fles.
Op de vloer naast de linkerzijde van het bed werden door ons resten van een pakje sigaretten en van een aansteker aangetroffen.
Aan de hand van het brandbeeld kon door ons worden vastgesteld dat de brand het hevigst had gewoed bij de tegen elkaar staande bedden en de onmiddellijke omgeving van deze bedden. Wij zagen dat van het linkerbed, op enkele houten delen van het frame na, nagenoeg al het brandbare materiaal verbrand was. De linkerzijde van het linkerbed was verder weggebrand dan de rechterzijde van dit bed. Van het rechterbed was het houten frame nog gedeeltelijk zichtbaar. De linkerzijde van het rechter bed was verder weggebrand dan de rechterzijde.
Het verhoogde schot aan het hoofdeinde was nagenoeg geheel weggebrand. Alleen van de rechterzijkant waren nog resten zichtbaar.
Voor het verkrijgen van een overzicht van het brandbeeld zoals ondermeer op de vloer zichtbaar was, werd door ons op 19 juli 1995, de gehele slaapkamer leeggeruimd. Voordat de kamer werd leeggeruimd werden door ons op diverse plaatsen monsters veiliggesteld en gewaarmerkt. Bij het leegruimen werden door ons brandresten minutieus onderzocht, waarbij nog een metalen veertje van de aansteker werd aangetroffen.
Nadat de slaapkamer was leeggeruimd, zagen wij op de vloerbedekking diverse inbrandingen, schroeiplekken, verkleuringen en vlekken. De inbrandingen en schroeiplekken bevonden zich in het gedeelte van de vloerbedekking dat zich ongeveer uitstrekte vanaf de deuropening bij de badkamer via het bed naar de omgeving van de balkondeur.
De contouren van de twee bedden waren in de overgebleven vloerbedekking goed zichtbaar.
De vloerbedekking tussen de contouren van het linkerbed was nagenoeg geheel verbrand.
Tussen de contouren van het rechterbed was de vloerbedekking alleen bij het hoofdeinde geheel verbrand, terwijl elders tussen de contouren van dit bed, de vloerbedekking was geschroeid. De plint achter het hoofdeinde van het linkerbed was over een afstand van ongeveer de breedte van dit bed ingebrand. Ook de plint achter het rechterbed was over een iets kleinere afstand, ingebrand.
De vloerbedekking naast het midden van het linkerbed was diep ingebrand. op deze plaats werd door ons de aansteker en de resten van het pakje sigaretten aangetroffen.
Verder zagen wij naast het linkerbed een naar schatting circa 40 centimeter brede en halfronde strook van ingebrande en verschroeide vloerbedekking. Deze grillig gevormde strook bevond zich ongeveer vanaf het midden van het linker bed tot aan het midden van het voeteneinde. Rond deze strook zagen wij een strook waarvan de vloerbedekking licht gekleurd was.
De contouren van deze strook hadden een eveneens grillige en min of meer halfronde vorm. Op deze plaats werd door ons het gedeeltelijk verbrande dekbed aangetroffen.
Verder zagen wij tussen de deuropening naar de badkamer en de rechterzijde van het voeteneind van het rechterbed. een verkleurde en lichtgeschroeide cirkelvormige plek in de vloerbedekking. Wij zagen en voelden dat de vloerbedekking in deze plek, vermoedelijk door een vloeistof was aangetast c.q. verteerd. Binnen deze cirkelvormige plek werden door ons de resten van twee eerder genoemde, door de hitte gesmolten kunststof flessen aangetroffen.
De vloerbedekking tussen het rechterbed en de deur naar de overloop was gedeeltelijk ingebrand en geschroeid. Verder zagen wij dat het deurvlak van de deur naar de overloop aan de slaapkamerzijde geheel door vuur was aangetast. De inbrandingen in deze deur waren het diepst aan de deurkrukzijde.
De deurstijl was van metaal en was in de sluitnaad voorzien van rubber stootdopjes. Wij zagen dat deze stootdopjes niet door vuur waren aangetast. De deur was aan de zijde van de overloop aan de bovenzijde en aan de zijkanten beroet. De vorm van deze beroeting duidde erop dat de deur ten tijde van de brand dicht was geweest. Tussen de deur en de stenen dorpel bevond zich een kier van ongeveer 6 mm. Aan de onderzijde van deze deur was over de gehele breedte een verkoold laagje zichtbaar. Dit verkoolde laagje is vermoedelijk veroorzaakt door zuurstofgebrek van het vuur van de slaapkamer naar de overloop. Dit brandbeeld paste bij het brandbeeld op de overloop, direct achter de toegangsdeur naar de ouderslaapkamer.
Vanaf de dorpel waren de houten plinten aan beide zijden van de overloop, over een lengte van circa 60 centimeter ingebrand.
Ook de vloerbedekking op de overloop was direct achter genoemde deur over een lengte van circa 70 centimeter ingebrand.
Achter de deur naar de ouderslaapkamer bevond zich gemeten vanaf de grond, op een hoogte van 105 centimeter een kunststof schakelaar.
Het feit dat deze schakelaar niet door vuur was aangetast duidde erop, dat het vuur van de zuurstoftrek onder de deur laag bij de vloer was gebleven. De deur vanuit de slaapkamer naar de badkamer draaide in de richting van de slaapkamer open.
In geheel openstaande stand bevond de badkamerzijde van deze deur zich het dichtst bij het vuur. Deze zijde was door het vuur egaal geblakerd. terwijl de slaapkamerzijde van deze deur alleen licht beroet was. Het brandbeeld van deze deur gaf aan dat deze, gedurende de brand, open had gestaan.
Boven de linkerzijde van de vensterbank hing tegen de wand aan de zijgevel een gedeeltelijk gesmolten kunststof sensor van het alarm. Deze sensor gaf op 17 juli 1995 te 02.38 uur een sabotagemelding kennelijk het gevolg van de hitte inwerking op het sensor.
Verder zagen wij ongeveer in het midden van de vloer een aantal lichtgekleurde plekken in de met roet bedekte vloerbedekking. De vorm en plaats van deze plekken duidden erop dat dit de ligplaats was van het door de brandweer aangetroffen slachtoffer.
Wij zagen dat de gehele badkamer met een vettige roetaanslag bedekt was Het voeteneind van het bad bevond zich in de nabijheid van de deuropening naar de ouderslaapkamer.
Bij het voeteneind van het ligbad zagen wij in de hoek bij de deuropening naar de slaapkamer en het ligbad vijf rollen toiletpapier en een kunststof fles staan. Op het etiket van deze fles zagen wij het opschrift "brandspiritus" staan. De tekst op het etiket was tweetalig: Frans en Nederlands.
Deze spiritus fles stond in de hoek met daaromheen de toiletrollen. Tegen de fles stonden drie op elkaar gestapelde toiletrollen, met daarnaast op de vloer nog twee rollen. Wij zagen dat de drie op elkaar gestapelde toiletrollen door de hitte waren geblakerd.
Ook de spiritusfles was reeds door de hitte en roetvorming geblakerd. De plaats waar deze toiletrollen en de spiritus fles door ons werden aangetroffen bevond zich in de nabijheid van de eerder omschreven gesmolten kunststof flessen op de vloer bij de deuropening van de slaapkamer en de spiritus fles achter de openstaande badkamerdeur in de slaapkamer.
Op de vloer van de overloop, nabij de wenteltrap, werd door de brandweer een kunststof fles met het opschrift "petroleum" aangetroffen. De betreffende fles werd door ons voor eventueel nader onderzoek veiliggesteld. Wij zagen dat de tekst op het etiket van deze fles tweetalig was: Frans en Nederlands. Voor nader onderzoek werden door ons diverse goederen veiliggesteld, waarvan sommige ad 1 t/m 11, voor onderzoek werden overgebracht naar het Gerechtelijk Laboratorium te Rijswijk. De nummering komt overeen met de nummering zoals deze door ons werd gebruikt op het aanvraagformulier van het Gerechtelijk Laboratorium.
Op 18 juli 1995 werd verzonden:
no. 1 een stuk vloerbedekking uit de ouderslaapkamer nabij de deuropening naar de badkamer. Op dit stuk vloerbedekking waren vermoedelijk resten van een gesmolten kunststof fles aanwezig.
no. 2 een stuk vloerbedekking uit de ouderslaapkamer vlak voor de dorpel naar de badkamer. Op dit stuk vloerbedekking waren de resten aanwezig van een zwartkleurige kunststof afsluitdop zichtbaar.
no 3. een stuk vloerbedekking uit de ouderslaapkamer nabij de deuropening naar de badkamer. Op dit stuk vloerbedekking waren de resten van een lichtgele, gesmolten, kunststof fles zichtbaar.
no. 4 een stuk vloerbedekking uit de overloop nabij de deur naar de ouderslaapkamer.
Op 25 juli 1995 werd verzonden:
no. 5 een stuk vloerbedekking uit de ouderslaapkamer naast het linkerbed.
Op dit stuk vloerbedekking was de aansteker aangetroffen.
Op 27 juli 1995 werd verzonden:
no. 6 een stuk vloerbedekking uit de ouderslaapkamer bij het voeteneind van het linkerbed.
no. 7 een stuk vloerbedekking uit de ouderslaapkamer in het midden van de plaats waar de twee bedden tegen elkaar stonden.
no. 8 een stuk vloerbedekking uit de ouderslaapkamer onder het hoofdeind van het linkerbed.
no. 9 een stuk vloerbedekking uit de ouderslaapkamer nabij de rechterzijde van het rechterbed
no. 10 een stuk vloerbedekking uit de ouderslaapkamer onder het midden van het rechterbed
no. 11 een stuk vloerbedekking uit de ouderslaapkamer onder het hoofdeind van het rechterbed.
Verzocht werd de monsters te onderzoeken op vluchtige brandversnellende middelen, lijm en/of verfresten. Tevens werd verzocht om de monsters ad 1, 2 en 3 te onderzoeken op de aanwezigheid en de eventuele aard van de gesmolten kunststof flessen.
Ad 12 tot en met 14 werden door ons, voor het tactisch onderzoek, overgedragen aan de plaatselijke politie.
no. 12 een kunststof fles brandspiritus, aangetroffen op de ouderslaapkamer achter de geopende deur naar de badkamer. De verzegeling van de afsluitdop van deze fles was nog niet verbroken.
no. 13 een kunststof fles brandspiritus aangetroffen op de tegelvloer voor het voeteneind van het ligbad op de badkamer. De verzegeling van de afsluitdop van deze fles was nog niet verbroken.
no. 14 een kunststof fles petroleum door de brandweer op de overloop aangetroffen en welke later door ons werd veiliggesteld. De verzegeling van de afsluitdop van deze fles was nog niet verbroken.
Brandproeven
Naast het linkerbed op de vloer werden de resten van een aansteker en een pakje sigaretten aangetroffen. Omdat dit een mogelijke brandoorzaak zou kunnen zijn, werden door ons, op het hoofdbureau van politie te Eindhoven, een aantal proeven genomen om de brandbaarheid te testen van een aantal materialen, zoals:
- resten van de textielbekleding waarmee de ombouw van het bed was bekleed.
- resten textiel afkomstig van de buitenzijde van het matras.
- resten van het dekbed.
- een stuk vloerbedekking uit de slaapkamer.
Getracht werd om met een brandende sigaret de genoemde goederen in brand te steken. Deze proef werd verschillende keren herhaald, waarbij de sigaret telkens geheel opbrandde zonder dat de stof vlam vatte.
De materialen vertoonden alleen schroeiplekken ter grootte van een sigaret.
Deze proef met de sigaretten werd door ons herhaald op het stuk vloerbedekking, nadat dit met terpentine was behandeld. Ook met deze proef lukte het ons niet om de met terpentine behandelde vloerbedekking in brand te steken. Met open vuur van een brandend stuk papier lukte het om de met terpentine behandelde vloerbedekking in brand te steken.
De brand op het stuk vloerbedekking waar de terpentine zich bevond, verliep langzaam en ging gepaard met zwarte rookontwikkeling. Ondanks voldoende zuurstoftoevoer doofde het vuur toen de terpentine geheel was opgebrand. Het gedeelte waar geen terpentine aanwezig was doofde eveneens. Opmerkelijk bij deze laatste proef met de vloerbedekking en terpentine, was het feit dat van de vloerbedekking ter plaatse alleen de polen waren weggebrand en dat de jute rugzijde in takt bleef.
Conclusie:
Gelet op de bevindingen van ons technisch onderzoek en de resultaten van het onderzoek van het gerechtelijk laboratorium waaruit bleek dat:
- alle buitendeuren en ramen gesloten waren
- de deur van de ouderslaapkamer naar de overloop gesloten was
- de brand alleen had gewoed in de ouderslaapkamer
- er tijdens de brand een sterke roetvorming was geweest
- de deur tussen de ouderslaapkamer en de badkamer geheel open stond
- een elektrische of mechanische oorzaak kan worden uitgesloten
- op de vloer van de slaapkamer in de loop bij de deuropening naar de badkamer resten van vermoedelijk twee kunststof flessen en een afsluitdop werden aangetroffen
- achter de openstaande deur naar de badkamer, bij de scharnierzijde, een kunststof fles spiritus was aangetroffen
- op de vloer van de badkamer bij de deuropening naar de slaapkamer, een kunststof fles spiritus was aangetroffen
- deze spiritus fles tussen rollen toiletpapier stond
- zich in de vloerbedekking voor de deuropening naar de badkamer een kringvormige plek bevond
- op deze plek een relatief grote hoeveelheid terpentine werd aangetoond
- op de vloerbedekking in totaal op acht plaatsen in de slaapkamer, terpentine werd aangetoond
- door de brandweer op de overloop een fles petroleum was aangetroffen
- de brand door gebrek aan zuurstof was gedoofd
- in de longen van het slachtoffer een dodelijke hoeveelheid koolmonoxyde werd aangetoond
- het ons aan de hand van proeven onmogelijk bleek om met een sigaret brand te veroorzaken
wordt door ons gesteld dat de brand in de slaapkamer opzettelijk is gesticht door het inbrengen dan wel achterlaten van open vuur. Bij de brandstichting werd gebruik gemaakt van terpentine."
8. een rapport van het Gerechtelijk Laboratorium, opgemaakt door ing. J.W. van Wilsum, voor zover inhoudende:
"ontvangen materiaal:
Op 18 juli 1995 werden ontvangen van de technische recherche Brabant Zuid-Oost, via [verbalisant 5]:
1. een stuk doordrenkte vloerbedekking, gemerkt I;
2. een stuk doordrenkte vloerbedekking met dop, gemerkt II;
3. een stuk vloerbedekking met plastic resten, gemerkt III;
4. een stuk vloerbedekking uit de gang. Op 25 juli 1995 werd ontvangen van de technische recherche Brabant Zuid-Oost, via [verbalisant 5]:
5. een stuk vloerbedekking;
Op 27 juli 1995 werd ontvangen van de technische recherche Brabant Zuid-Oost:
6. een brandpot met een monster van het voeteneind van het linkerbed, gemerkt 6;
7. een brandpot met een monster genomen midden tussen de twee bedden, gemerkt 7;
8. een brandpot met een monster van het hoofdeinde van het linkerbed, gemerkt 8;
9. een brandpot met een monster van de rand van het rechterbed. gemerkt 10;
10. een brandpot met een monster midden onder het rechterbed, gemerkt 10;
11. een brandzak met een monster van het hoofdeinde van het rechterbed, gemerkt 11.
Vraagstelling:
In de onderzoekaanvraag werd verzocht de monsters te onderzoeken op vluchtige brandversnellende middelen, lijm- en verfresten.
Conclusie:
In de monsters ad 1, 2, 3 en 5 is een relatief grote hoeveelheid van een rechtstreeks uit ruwe aardolie gewonnen product, waarschijnlijk terpentine, aangetoond.
In de monsters ad 6 en 9 zijn sporen van een rechtstreeks uit ruwe aardolie gewonnen product, waarschijnlijk terpentine, aangetoond.
Voor de monsters ad 7 en 10 zijn aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van een dergelijk product.
De hoeveelheid van dit product in deze monsters is echter geringer dan in de monsters 6 en 9.
In de monsters ad 2 en 3 is polytheen aangetroffen dat mogelijk van een fles of een jerrycan afkomstig is.
In monster ad 1 is polyester aangetoond dat mogelijk van een PET-fles afkomstig is.
In de monsters 1, 2 en 3 zijn geen verf- of lijmresten aangetoond."
9. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Naar aanleiding van het schrijven van de Rechter Commissaris belast met de behandeling van strafzaken bij de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch, kenmerk 01/050088-96 inz. [aanvrager], betreffende een verzoek ex artikel 177 Wetboek van Strafvordering, d.d. 6 juni 1996, wordt door ons, [verbalisant 6], [verbalisant 7] en [verbalisant 8], respectievelijk medewerker technische ondersteuning, brigadier en inspecteur van de regiopolitie Brabant Zuid Oost, allen behorende tot de technische ondersteuning van de regiopolitie Brabant Zuid Oost, het volgende verklaard:
Punt 1a:
Op pagina 2 van het proces-verbaal van technisch onderzoek staat vermeld dat op 17 juli 1995 omstreeks 02.38 uur vanuit perceel [a-straat 1] te Steensel een automatische sabotagemelding van zone 6 was binnengekomen bij de alarmcentrale. Zone 6 betreft de sensor in de ouderslaapkamer. De sensor was beschermd tegen een mogelijke sabotage.
De sensor was daarvoor opgenomen in een sabotagelus en gaf bij een onderbreking (sabotage) automatisch een melding bij de centrale te Geldrop. Deze sabotagemelding werkt zowel bij een in- als uitgeschakelde installatie. Door mij, verbalisant, [verbalisant 6], werd op 17 juli 1995, de door de hitte gedeformeerde sensor met een gedeelte van de gebruikte bedrading voor nader onderzoek veiliggesteld.
Door de installateur, [betrokkene 3], van de alarminstallatie werd mij, op mijn verzoek, voor onderzoek een soortgelijke sensor beschikbaar gesteld, afkomstig uit de hal van de genoemde woning.
Bij dit onderzoek zag ik, verbalisant [verbalisant 6], aan deze sensor dat de sabotagelus in werking trad indien een microschakelaar, welke op een printplaat in het kunststofhuis van de sensor tegen een lipje in de afsluitdeksel rustte, werd verbroken of werd vervormd.
Vervorming die in dit geval van deze sensor is ontstaan door bij de brand in genoemde slaapkamer ontwikkelde hitte en niet met, welke andere kracht dan ook, die op deze kunststof behuizing van de sensor zou kunnen zijn uitgeoefend.
Om na te gaan bij welke temperatuur het kunststof van de sensor ging vervormen, werd door mij, verbalisant [verbalisant 6], de soortgelijke sensor in de oven geplaatst. Hierbij zag ik, dat de sensor bij een temperatuur van circa 150 graden Celsius begon te vervormen."
10. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 4]:
"Ik ben als hoofd technische dienst werkzaam bij [A] te Eindhoven.
Dit bedrijf heeft een alarminstallatie en een schrikverlichting aangelegd in en buiten perceel [a-straat 1] te Steensel. In de periode tussen 12 en 17 juli 1995 is de alarminstallatie diverse malen in- en uitgeschakeld door gebruiker 2."
11. een geschrift, houdende twee overzichten van de in- en uitschakeling van de alarminstallatie van het pand [a-straat 1], voor zover inhoudende:
"[A] B.V.
Tav: [betrokkene 5]
[c-straat 1]
[plaats]
Betreft:
[slachtoffer]
[a-straat 1]
[plaats]
* : Meldkamer belde klant : opgenomen
@ : Meldkamer belde klant : niet opgenomen
# : Klant belde Meldkamer
A : Alarm - melding
F : Fer - melding
T : Test – melding
M : Tekst Mutatie
Overzicht meldingen periode"
Datum
Tijd
Kode
Soort melding
Oorzaak
Akties
F 14-07-95
00:39
++09
Periodieke intakt melding
F 14-07-95
00:39
XX00
F 14-07-95
10:38
--06
In - Uitschakelen systeem
F 14-07-95
10:38
OO02
F 14-07-95
14:47
++06
In - Uitschakelen systeem
F 14-07-95
14:47
XX02
F 15-07 95
00:39
++09
Periodieke intakt melding
F 15-07 95
00:39
XX00
F 15-07 95
16:18
--06
In - Uitschakelen systeem
F 15-07 95
16:18
XX02
F 15-07 95
18:53
++06
In - Uitschakelen systeem
F 15-07 95
18:53
XX02
F 16-06-95
00:39
++09
Periodieke intakt melding
F 16-06-95
00:39
XX00
F 16-06-95
22:59
--06
In - Uitschakelen systeem
F 16-06-95
22:59
XX02
F 17-07-95
00:37
++07
Spanningsuitval
F 17-07-95
00:37
XX00
F 17-07-95
00:37
++07
Spanningsuitval
Technische
melding
Risico-adres
XX00
SIA code AT
F 17-07-95
00:37
--07
Spanningsuitval
F 17-07-95
00:37
XX00
F 17-07-95
00:39
++09
Periodieke intakt melding
F 17-07-95
00:39
XX00
F 17-07-95
02:37
++08
Sabotage
F 17-07-95
02:37
XX06
F 17-07-95
02:37
++08
Sabotage
Onbekend
Politie Noord Braban *
XX06
SIA code TA
[aanvrager]
[…]
[…]*
F 17-07-95
02:37
++25
Sabotage blokkering
F 17-07-95
02:37
XX06
Jul 17 12:25
U/D begin
Installateur
Jul 17 12:02
220V Fout
Jul 17 12:02
220V Fout
Jul 17 02:38
Sabotage
Zone 6= slaapkamer
Jul 17 00:37
220V Fout
Jul 16 22:59
Uit
Gebruiker 2
Jul 15 18:53
Aan
Gebruiker 2
Jul 15 16:19
Uit
Gebruiker 2
Jul 14 14:48
Aan
Gebruiker 2
Jul 14 10:38
Uit
Gebruiker 2
12. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 6]:
"Toen op maandag 17 juli 1995 de alarmcentrale rond 02:30 uur belde, heb ik bij mijn woning gewacht op de politie. Ik zag toen een politieauto over het fietspad naar de woning van [slachtoffer] rijden. Ik ben daar toen ook naar toe gelopen. Toen ik bij de politieman was, zei ik tegen hem, dat ik de buurman was, dat mijn vrouw een sleutel van de deur had en zij de code van het alarm kende.
Die politieman zei toen dat alles in orde was en dat ze vlug weg moesten naar een andere melding.
Ik ben niet met die politieman langs de woning gegaan om te kijken. Hij is direct weer ingestapt na het gezegde.
Op dat moment kwam mijn vrouw ook aangelopen.
Toen de politieman weg was heb ik eerst gebeld; echt flink gebeld. Daarop kwam geen reactie. Toen hebben we geprobeerd om met de sleutel de voordeur te openen. Dat ging ook niet. Ik ben toen om het huis heengelopen vanaf de voordeur, voor het huis langs en vervolgens via de [b-straat] tot aan de grote toegangspoort van de binnenplaats. Mijn vrouw liep tussen de voordeur en de zijkant van het huis. Ik heb niets kunnen ontdekken."
13. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 6]:
"Ik realiseer mij nu achteraf dat ik op dat tijdstip, dus 17 juli 1995 omstreeks 02.30 uur, een brandlucht heb geroken. Ik dacht toen nog dat ik een barbecue of een openhaard rook, alhoewel het een raar tijdstip was daarvoor. Ik weet echter zeker dat ik een brandlucht heb geroken, maar omdat er verder niets aan het pand te zien was en er ook niemand reageerde op ons aanbellen, heb ik daar niet meer aan gedacht."
14. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 7]:
"Op 17 juli 1995, omstreeks 03.10 uur werd mijn vrouw wakker. Omdat het raam openstond en de wind onze kant op stond rook zij een brandlucht. Dat vertelde ze mij. Omstreeks 03.30 uur keek ik vanuit de badkamer naar buiten. Ik zag toen rook hangen bij het oude huis (het hof begrijpt: aan de [a-straat 1]) van [betrokkene 8].
Ik ben toen direct naar buiten gegaan. Ik zag dat er rook onder het dak aan de zijkant van het pand kwam. Ik ben direct terug gegaan naar huis en heb de brandweer gewaarschuwd."
15. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 9]:
"Vanuit mijn woning heb ik uitzicht op de achterzijde van het pand [a-straat 1]. Gisteren, zondag 16 juli 1995, omstreeks 20.00 uur, heb ik mijn woning verlaten, tezamen met mijn man.
Omstreeks 00.30 uur vannacht kwamen wij weer thuis.
Het viel mij toen direct op dat er op de smalle inrit, aan de achterzijde van het pand, een auto geparkeerd stond.
Ik zag namelijk in het lichtschijnsel koplampen blinken. Ik vond dit vreemd. Ik zag dat er tussen de gordijnen van de balkondeur een spleetje was waar licht doorviel. Ik wilde naar bed gaan, maar ik vond de situatie vreemd en vertrouwde het niet. Ik heb daarom vanaf de bovenverdieping wederom naar de achterzijde van het pand gekeken. Ik zag dat er achter de balkondeur nog steeds licht brandde. Ik zag dat door het spleetje in de gordijnen.
Omstreeks 04.00 uur ben ik weer wakker geworden omdat de brandweer voor de deur stond. Wat mij als eerste opviel was dat de auto, die eerder in die smalle inrit had gestaan, was verdwenen."
16. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 9]:
"Ter verduidelijking wil ik mijn eerste verklaring aanvullen. Op maandag 17 juli 1995, rond 00.30 uur kwamen mijn man en ik met de auto thuis.
Voor wij indraaiden zagen wij rechts, aan de achterzijde van de oude woning van [betrokkene 8], [a-straat 1], een auto staan. Die auto stond met de neus richting straat op de inrit. Toen wij op onze inrit stonden, deed mijn man de deur van onze woning open. Ik sloot de auto af en liep daarna ook naar binnen. Ik zag een flauw licht schijnen in de tuin. Dit kwam niet van de bouwlamp. Deze brandde niet. Het kwam uit de richting van de woonkamer. Dit licht ging vrij snel weer uit. Ik schat na een halve minuut. Ik liep naar boven. De bouwlamp boven de inrit brandde. Ik vond dit vreemd en ben de auto op de inrit in de gaten gaan houden vanuit mijn slaapkamer op de eerste verdieping. Ik zag toen dat er door een kier van de gordijnen licht brandde in de slaapkamer. Dit is de kamer waar het balkon voor zit. Op een gegeven moment, ik kan niet zeggen wanneer, zag ik dat flauwe licht, vermoedelijk uit de woonkamer weer aangaan. Na nog geen 5 minuten ging dit weer uit. Het licht in die slaapkamer is constant aangeweest. Dit zag ik door die kier. Het is in ieder geval tot 02.00-02.10 uur aangeweest. Toen ben ik naar bed gegaan en in slaap gevallen. De auto stond er nog steeds."
17. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 10]:
"In de maand maart 1995 werd ik gebeld door een kennis van mij, [betrokkene 11], die eveneens woonachtig is in Steensel. Zij vroeg mij of ik interesse had om te gaan werken in een woning, zijnde het perceel [a-straat 1] te Steensel. Ik hoorde van [betrokkene 11] dat het huis met daaraan gebouwd een salon door de familie [van betrokkene 8] verkocht was aan een familie [van slachtoffer].
Enige tijd na dit telefoontje werd ik gebeld door een mevrouw die zich [betrokkene 12] noemde en die tevens in Steensel woonachtig is. Later, tijdens gesprekken, bleek mij dat het [betrokkene 12] betrof, die als contactpersoon optrad tussen onder andere mij en [slachtoffer]. Toen ik de eerste keer met [betrokkene 12] in de woning was, vroeg ik aan [betrokkene 12] wat de bedoeling was en welke werkzaamheden er van mij werden verwacht. [betrokkene 12] zei dat ik daar zelf invulling aan moest geven, omdat ik zelf wel wist wat er in de huishouding gedaan moest worden. Tevens spraken [betrokkene 12] en ik af, dat ik zelf voor de aanschaf van schoonmaakartikelen zou zorgen.
Ik sprak toen met [slachtoffer] af, dat ik de eerstkomende maandag in de woning zou beginnen. [slachtoffer] vertelde dat [betrokkene 12] een sleutel had. Toen ik de eerste keer in de woning ging werken zag ik, dat er niets of nagenoeg niets veranderd was tussen het tijdstip, dat ik de eerste keer met [betrokkene 12] in de woning was en nu. Ik zag dat er een nieuwe keuken geplaatst was. In de woonkamer lag een tegelvloer en de benedenverdieping was nog voorzien van de oude vitrage van de vorige bewoners. Ook de salon was nog voorzien van de oude gordijnen. Ik zag dat op de eerste verdieping alles geschilderd was en dat de overloop, de drie kinderkamers en de ouderslaapkamer met de daarachter verlaagde ruimte voorzien waren van nieuwe vloerbedekking.
Ik kon zien dat de gehele bovenverdieping opnieuw geschilderd was. Ik kan mij nog herinneren dat zich op meerdere treden van de houten trap gele en witte verfvlekken bevonden.
Ik kan mij herinneren dat genoemde verfvlekken op de trap er nog opzaten toen ik op 12 juli 1995 voor de laatste keer in de woning ben geweest. Ik heb nooit verfvlekken aangetroffen op de vloerbedekking in deze woning. Ik heb de vloerbedekking in de gehele woning secuur gezogen, omdat na het leggen van nieuwe vloerbedekking altijd wel kleine vezeltjes achterblijven. Ik heb ook geen lijmvlekken of andere vlekken op de vloerbedekking van deze woning gezien of aangetroffen.
Op maandag 17 juli 1995, omstreeks 02.37 uur hoorde ik de telefoon. Mijn man ging uit bed naar de hal en nam de telefoon op. Mijn man vertelde dat het de meldkamer was en dat het alarm in de woning van de familie [van slachtoffer] was afgegaan en dat de politie onderweg was. Mijn man heeft in de hal van onze woning gewacht totdat de politie gearriveerd was en mijn man is toen naar de politie toegelopen. Ik ging via onze achterdeur met de sleutel van de woning van de familie [van slachtoffer] in de richting van de [a-straat 1]. Ik hoorde van mijn man dat de politie weer was vertrokken omdat zij een andere melding kregen. Ik heb toen wel ongeveer 10 a 15 keer op de voordeurbel gedrukt omdat ik degene die in de woning was wakker wilde maken om het alarm af te zetten.
Ik wist niet wie en of er inderdaad wel iemand in de woning aanwezig was. Omdat er geen reactie van binnenuit de woning kwam, veronderstelden wij dat er inderdaad niemand in de woning aanwezig was en dat de auto was achtergelaten.
Omstreeks 03.45 uur werd ik door mijn man gewekt en hij vertelde dat de brandweer bij de familie [van slachtoffer] stond. Ik heb in de woning nooit brandbare stoffen aangetroffen met uitzondering van de door mij gekochte brandspiritus. Dat was een flacon waarvan de inhoud ook al gedeeltelijk door mij was gebruikt. Ik heb ook nooit een fles petroleum in de woning, garage of salon gezien. Ik heb ook nooit thinner, terpentine, wasbenzine of andere brandbare producten in de woning zien staan."
18. een geschrift, houdende een vertaling van de verklaring van [betrokkene 13]:
"Rond het midden van mei 1995 werd ik gebeld door [aanvrager], die wilde dat ik naar zijn huis in België zou gaan om voor twee, of misschien drie weekenden, van eind juni 1995 tot eind juli 1995, om het andere weekeinde op zijn drie dochters te passen.
Op 13 juni 1995 had ik een gesprek met [betrokkene 14]. Ze vertelde me dat het ging om een baan waarbij ik steeds op de weekeinden als ze erom verzochten naar hen toe zou gaan om op hun dochters, [betrokkene 15], [betrokkene 16] en [betrokkene 17] te passen.
Ik vloog op vrijdag de 15de (het hof begrijpt: 15 juli 1995) en kwam om 12.40 uur 's-middags aan. Ik werd opgehaald door [aanvrager] (het hof begrijpt, gelet op diverse zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen, dat hiermee bedoeld wordt verdachte [aanvrager]) en de kinderen en we reden naar het huis.
We spraken over een op handen zijnde verhuizing naar Eindhoven. [slachtoffer] kwam rond 20.30 uur thuis. Rond 21.30 uur gingen [aanvrager] en [slachtoffer] weg in de Jaguar.
Ik dacht dat ze die nacht naar het Sheraton Hotel gingen, 's-morgens terug naar het huis zouden komen, waarna zij naar Amsterdam zou gaan en hij naar Frankfurt voor zaken en daarna door naar Amsterdam. Dit waren de plannen die mij verteld werden.
's-Ochtends belde [slachtoffer] me echter op en vroeg of alles oké was. Ik zei haar dat dit niet het geval was, omdat [betrokkene 16] en [betrokkene 15] [betrokkene 17] verschillende keren hadden geslagen. Ik nam de kinderen mee naar een restaurant. Toen we terug kwamen, arriveerde [aanvrager] zowat meteen daarna. Hij zei dat [slachtoffer] naar Amsterdam was gegaan en dat hij nu naar Frankfurt zou gaan. Later, om ongeveer 19.30 of 20.00 uur, belde [slachtoffer] op vanuit een hotel in Amsterdam; ze ergerde zich dat [aanvrager] nog niet was aangekomen en ze was nog geïrriteerder toen ik haar vertelde dat hij terug in huis was geweest. Ze belde nog twee keer en was woedend. 's-Zondags om 20.00 uur belde [slachtoffer] om te zeggen dat ze pas de volgende ochtend zouden terugkomen; dit was ook het plan geweest. Maandagochtend werd ik vroeg wakker ongeveer om 04.30 of 04.45 uur. Ik had de indruk dat [aanvrager] al thuis was. Ik kwam hier echter niet eerder achter dan rond 05.15 uur, toen ik in zijn kamer ging kijken. Hij lag op bed in een kaki trainingspak met capuchon."