7. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 17 juli 1995 werd, ieder voor zover zijn bevindingen betreft, door ons, een technisch onderzoek naar sporen ingesteld. De bewoonster kwam bij deze brand om het leven.
Het slachtoffer was genaamd: [slachtoffer], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963.
Op 17 juli 1995 omstreeks 02.38 uur kwam vanuit perceel [a-straat 1] te [plaats A], bij de alarmcentrale een automatische sabotagemelding van zone 6 binnen. Zone 6 betreft de sensor in de ouderslaapkamer op de eerste verdieping. De sensor was voorzien van een sabotagelus en gaf bij een onderbreking (sabotage) automatisch een melding naar de centrale te Geldrop. Deze sabotagemelding werkt zowel bij een in- of uitgeschakelde installatie. De sabotagemelding werd door de alarmcentrale Geldrop direct doorgegeven aan de regionale meldkamer van de politie te Eindhoven, die daarop de nodige maatregelen trof.
Op 17 juli 1995 omstreeks 03.41 uur werd door een getuige gemeld dat er rook onder het dak uit kwam van het genoemde perceel.
Door personeel van de brandweer werd het slachtoffer op de vloer van de garderobekamer aangetroffen.
Perceel [a-straat 1] te [plaats A] betreft een woning met aangebouwd bedrijfspand. Bij het door ons ter plaatse ingestelde onderzoek zagen wij dat de brandweer de woning reeds had betreden in verband met blus- en reddingswerkzaamheden. Volgens de brandweer en de ter plaatse gearriveerde politie waren, bij hun komst ter plaatse, alle deuren en ramen op de begane grond afgesloten. Door de brandweer werd naast de voordeur een ruit vernield, waardoor zij de toegang tot het pand verkregen. Volgens informatie van de brandweer was de voordeur middels twee kanonsloten afgesloten geweest. Dat de voordeur middels kanonsloten was afgesloten bleek ook na de alarmmelding van 02.38 uur. De gealarmeerde sleutelhouder kon met de sleutel de voordeur niet openen. Door ons werden aan het hang en sluitwerk van ramen en deuren, geen sporen van braak aangetroffen.
Wij zagen dat de brand had gewoed in de ouderslaapkamer. Door zuurstofgebrek is het vuur gedoofd. Wij zagen dat het nog niet verbrande gedeelte van de slaapkamer, de badkamer, en de garderobekamer sterk beroet waren.
Sterke roetvorming ontstaat ook bij onvolledige verbranding, zoals bij zuurstofgebrek.
Aan de hand van inbrandingen c.q. roetvorming in de sluitnaden en op de deuren, zagen wij dat de deur tussen de slaapkamer en de badkamer ten tijde van de brand, open had gestaan en dat de toegangsdeuren vanaf de overloop naar de badkamer en de slaapkamer gesloten waren geweest.
De slaapkamer en de garderobekamer hadden een open verbinding met elkaar. De ramen van de slaapkamer en de badkamer waren eveneens gesloten. De ramen op de garderobekamer konden niet worden geopend. Diverse ruiten waren door de hitte gebarsten en hadden een grof craquelé beeld gekregen.
Bij onderzoek van de deur naar het balkon zagen wij dat de tochtrubbers in de sluitnaden niet door vuur waren aangetast.
De wijze waarop de inbranding c.q. roetvorming bij de sluitnaden en kanonsloten aanwezig waren en het feit dat de kopse kant van de deur en de afdichtrubbers niet door vuur waren aangetast, wees erop dat de balkondeur, tijdens de brand, dicht, doch niet afgesloten was geweest.
Het plafond van de slaapkamer bestond uit een verlaagd houten schrootjesplafond met daarin enkele inbouw verlichtingspots. Wij zagen dat het houten plafond voornamelijk boven het bed gedeeltelijk was ingebrand. Op de overige plaatsen was het plafond sterk beroet. Tegen de wand tussen de slaapkamer en vide/garderobe stonden twee eenpersoonsbedden. Het verhoogde schot bij het hoofdeinde stond tegen de wand. De bedden bestonden uit een houten frame waarin een houten bak was gemonteerd.
Tussen de brandresten van de bedden werden door ons geen resten aangetroffen van een laken, hoofdkussens, deken of dekbed. Wel zagen wij op de vloer ter hoogte van het voeteneind van het linkerbed, het bed dat aan de zijde van het balkon stond, een gedeeltelijk verbrand dekbed liggen.
Tussen dit bouwpakket, hoofdkussen en de scharnierzijde van de openstaande deur zagen wij een blauwe kunststof fles staan met het opschrift "brandspiritus". Het zegel op de afsluitdop van het etiket was tweetalig, Frans en Nederlands.
Op de vloer van de slaapkamer, voor de deuropening naar de badkamer, zagen wij op twee plaatsen de resten liggen van kunststofflessen. Deze kunststofflessen waren beide gesmolten en waren door de hitte vastgehecht aan de vloerbedekking. Eén van de flessen was oorspronkelijk transparant en de andere was lichtgeel. De vorm van de aangetroffen gesmolten resten duidde erop dat de flessen, voor de inwerking van de hitte, recht op de vloer en zonder afsluitdop, moeten hebben gestaan.
In de nabijheid van de gesmolten kunststof flessen zagen wij op de vloer van de slaapkamer, voor de stenen dorpel naar de badkamer, een gedeeltelijk gesmolten, kunststof flessendop liggen. Deze zwartkleurige dop was door de hitte vastgehecht aan de vloerbedekking en was vermoedelijk afkomstig van de lichtgele gesmolten kunststof fles.
Op de vloer naast de linkerzijde van het bed werden door ons resten van een pakje sigaretten en van een aansteker aangetroffen.
Aan de hand van het brandbeeld kon door ons worden vastgesteld dat de brand het hevigst had gewoed bij de tegen elkaar staande bedden en de onmiddellijke omgeving van deze bedden. Wij zagen dat van het linkerbed, op enkele houten delen van het frame na, nagenoeg al het brandbare materiaal verbrand was. De linkerzijde van het linkerbed was verder weggebrand dan de rechterzijde van dit bed. Van het rechterbed was het houten frame nog gedeeltelijk zichtbaar. De linkerzijde van het rechter bed was verder weggebrand dan de rechterzijde.
Het verhoogde schot aan het hoofdeinde was nagenoeg geheel weggebrand. Alleen van de rechterzijkant waren nog resten zichtbaar.
Voor het verkrijgen van een overzicht van het brandbeeld zoals ondermeer op de vloer zichtbaar was, werd door ons op 19 juli 1995, de gehele slaapkamer leeggeruimd. Voordat de kamer werd leeggeruimd werden door ons op diverse plaatsen monsters veiliggesteld en gewaarmerkt. Bij het leegruimen werden door ons brandresten minutieus onderzocht, waarbij nog een metalen veertje van de aansteker werd aangetroffen.
Nadat de slaapkamer was leeggeruimd, zagen wij op de vloerbedekking diverse inbrandingen, schroeiplekken, verkleuringen en vlekken. De inbrandingen en schroeiplekken bevonden zich in het gedeelte van de vloerbedekking dat zich ongeveer uitstrekte vanaf de deuropening bij de badkamer via het bed naar de omgeving van de balkondeur.
De contouren van de twee bedden waren in de overgebleven vloerbedekking goed zichtbaar.
De vloerbedekking tussen de contouren van het linkerbed was nagenoeg geheel verbrand.
Tussen de contouren van het rechterbed was de vloerbedekking alleen bij het hoofdeinde geheel verbrand, terwijl elders tussen de contouren van dit bed, de vloerbedekking was geschroeid. De plint achter het hoofdeinde van het linkerbed was over een afstand van ongeveer de breedte van dit bed ingebrand. Ook de plint achter het rechterbed was over een iets kleinere afstand, ingebrand.
De vloerbedekking naast het midden van het linkerbed was diep ingebrand. op deze plaats werd door ons de aansteker en de resten van het pakje sigaretten aangetroffen.
Verder zagen wij naast het linkerbed een naar schatting circa 40 centimeter brede en halfronde strook van ingebrande en verschroeide vloerbedekking. Deze grillig gevormde strook bevond zich ongeveer vanaf het midden van het linker bed tot aan het midden van het voeteneinde. Rond deze strook zagen wij een strook waarvan de vloerbedekking licht gekleurd was.
De contouren van deze strook hadden een eveneens grillige en min of meer halfronde vorm. Op deze plaats werd door ons het gedeeltelijk verbrande dekbed aangetroffen.
Verder zagen wij tussen de deuropening naar de badkamer en de rechterzijde van het voeteneind van het rechterbed. een verkleurde en lichtgeschroeide cirkelvormige plek in de vloerbedekking. Wij zagen en voelden dat de vloerbedekking in deze plek, vermoedelijk door een vloeistof was aangetast c.q. verteerd. Binnen deze cirkelvormige plek werden door ons de resten van twee eerder genoemde, door de hitte gesmolten kunststof flessen aangetroffen.
De vloerbedekking tussen het rechterbed en de deur naar de overloop was gedeeltelijk ingebrand en geschroeid. Verder zagen wij dat het deurvlak van de deur naar de overloop aan de slaapkamerzijde geheel door vuur was aangetast. De inbrandingen in deze deur waren het diepst aan de deurkrukzijde.
De deurstijl was van metaal en was in de sluitnaad voorzien van rubber stootdopjes. Wij zagen dat deze stootdopjes niet door vuur waren aangetast. De deur was aan de zijde van de overloop aan de bovenzijde en aan de zijkanten beroet. De vorm van deze beroeting duidde erop dat de deur ten tijde van de brand dicht was geweest. Tussen de deur en de stenen dorpel bevond zich een kier van ongeveer 6 mm. Aan de onderzijde van deze deur was over de gehele breedte een verkoold laagje zichtbaar. Dit verkoolde laagje is vermoedelijk veroorzaakt door zuurstofgebrek van het vuur van de slaapkamer naar de overloop. Dit brandbeeld paste bij het brandbeeld op de overloop, direct achter de toegangsdeur naar de ouderslaapkamer.
Vanaf de dorpel waren de houten plinten aan beide zijden van de overloop, over een lengte van circa 60 centimeter ingebrand.
Ook de vloerbedekking op de overloop was direct achter genoemde deur over een lengte van circa 70 centimeter ingebrand.
Achter de deur naar de ouderslaapkamer bevond zich gemeten vanaf de grond, op een hoogte van 105 centimeter een kunststof schakelaar.
Het feit dat deze schakelaar niet door vuur was aangetast duidde erop, dat het vuur van de zuurstoftrek onder de deur laag bij de vloer was gebleven. De deur vanuit de slaapkamer naar de badkamer draaide in de richting van de slaapkamer open.
In geheel openstaande stand bevond de badkamerzijde van deze deur zich het dichtst bij het vuur. Deze zijde was door het vuur egaal geblakerd. terwijl de slaapkamerzijde van deze deur alleen licht beroet was. Het brandbeeld van deze deur gaf aan dat deze, gedurende de brand, open had gestaan.
Boven de linkerzijde van de vensterbank hing tegen de wand aan de zijgevel een gedeeltelijk gesmolten kunststof sensor van het alarm. Deze sensor gaf op 17 juli 1995 te 02.38 uur een sabotagemelding kennelijk het gevolg van de hitte inwerking op het sensor.
Verder zagen wij ongeveer in het midden van de vloer een aantal lichtgekleurde plekken in de met roet bedekte vloerbedekking. De vorm en plaats van deze plekken duidden erop dat dit de ligplaats was van het door de brandweer aangetroffen slachtoffer.
Wij zagen dat de gehele badkamer met een vettige roetaanslag bedekt was Het voeteneind van het bad bevond zich in de nabijheid van de deuropening naar de ouderslaapkamer.
Bij het voeteneind van het ligbad zagen wij in de hoek bij de deuropening naar de slaapkamer en het ligbad vijf rollen toiletpapier en een kunststof fles staan. Op het etiket van deze fles zagen wij het opschrift "brandspiritus" staan. De tekst op het etiket was tweetalig: Frans en Nederlands.
Deze spiritus fles stond in de hoek met daaromheen de toiletrollen. Tegen de fles stonden drie op elkaar gestapelde toiletrollen, met daarnaast op de vloer nog twee rollen. Wij zagen dat de drie op elkaar gestapelde toiletrollen door de hitte waren geblakerd.
Ook de spiritusfles was reeds door de hitte en roetvorming geblakerd. De plaats waar deze toiletrollen en de spiritus fles door ons werden aangetroffen bevond zich in de nabijheid van de eerder omschreven gesmolten kunststof flessen op de vloer bij de deuropening van de slaapkamer en de spiritus fles achter de openstaande badkamerdeur in de slaapkamer.
Op de vloer van de overloop, nabij de wenteltrap, werd door de brandweer een kunststof fles met het opschrift "petroleum" aangetroffen. De betreffende fles werd door ons voor eventueel nader onderzoek veiliggesteld. Wij zagen dat de tekst op het etiket van deze fles tweetalig was: Frans en Nederlands. Voor nader onderzoek werden door ons diverse goederen veiliggesteld, waarvan sommige ad 1 t/m 11, voor onderzoek werden overgebracht naar het Gerechtelijk Laboratorium te Rijswijk. De nummering komt overeen met de nummering zoals deze door ons werd gebruikt op het aanvraagformulier van het Gerechtelijk Laboratorium.