In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 september 2014, nr. 13/01168. Dit hoger beroep was ingediend door [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. AWB LEE 13/1050) betreffende een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen voor het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008. De Staatssecretaris heeft een middel voorgesteld in het cassatieberoep, waarop belanghebbende een verweerschrift heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd vastgesteld dat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard en de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 980 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een griffierecht van € 493 geheven van de Staatssecretaris van Financiën. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 5 juni 2015 door de vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren C. Schaap en Th. Groeneveld, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.