ECLI:NL:HR:2015:1226

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 mei 2015
Publicatiedatum
8 mei 2015
Zaaknummer
15/00503
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en de betekenis van de termijn in het kader van de goede trouw

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 mei 2015 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieprocedure. De zaak betreft een verzoeker die in cassatie ging tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het hof had eerder een vonnis van de rechtbank Amsterdam bevestigd, waarin het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen. De Hoge Raad verwijst naar de relevante feiten en eerdere uitspraken, waaronder het vonnis van de rechtbank van 17 november 2014 en het arrest van het hof van 27 januari 2015. De advocaat-generaal L. Timmerman heeft in zijn conclusie tot verwerping van het beroep geadviseerd, waarop de advocaat van de verzoeker heeft gereageerd.

De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het hof in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

8 mei 2015
Eerste Kamer
nr. 15/00503
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/13/572106/FT RK 14/2000 van de rechtbank Amsterdam van 17 november 2014;
b. het arrest in de zaak 200.160.107/01 van het gerechtshof Amsterdam van 27 januari 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 9 april 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
8 mei 2015.