Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
8 mei 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 mei 2015 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieprocedure. De zaak betreft een verzoeker die in cassatie ging tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het hof had eerder een vonnis van de rechtbank Amsterdam bevestigd, waarin het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen. De Hoge Raad verwijst naar de relevante feiten en eerdere uitspraken, waaronder het vonnis van de rechtbank van 17 november 2014 en het arrest van het hof van 27 januari 2015. De advocaat-generaal L. Timmerman heeft in zijn conclusie tot verwerping van het beroep geadviseerd, waarop de advocaat van de verzoeker heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het hof in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot.