Uitspraak
zetelende te Epe,
gevestigd te Ermelo,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
8 mei 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Gemeente Epe en Bouwmarkt Epe B.V. De Gemeente had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 3 december 2013 was gewezen. De zaak betreft de vraag of de Gemeente onzorgvuldig heeft gehandeld in de ontwikkeling van de bouwmarkt en of toezeggingen die door de Gemeente zijn gedaan, rechtsgeldig zijn. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de Gemeente in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de Gemeente verworpen en de Gemeente veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Bouwmarkt Epe zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door vice-president F.B. Bakels en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.